herhaaldelijk op mededelingen dat hij zich over bepaalde kwesties in
verbinding had gesteld met geleerden van naam54.
Hoewel, zoals vermeld, de critici van Royaards respectabele historici
waren: prof. dr. J.G. de Hoop Scheffer55, dr. Ch. Sepp56 en prof. dr. W.
Moll57, die alle drie nog ter sprake komen, kregen zij kritisch weer
woord. Prof. dr. L. Knappert prees Royaards' werk: Proeve ener
geschiedenis der Hervorming in de stad Utrecht, en wees op het
moeilijke pionierswerk58. Prof. dr. J. Lindeboom59 erkende Royaards'
gemis aan diepgang, maar waardeerde zijn oproep aan de provinciale en
classicale bestuurders om eindelijk hun rijke bronnen, de actenboeken,
beschikbaar te stellen voor studiedoeleinden60.
In 1829 namen Clarisse, Royaards en Kist een kloek besluit: zij richtten
het eerste moderne wetenschappelijke tijdschrift voor hun vakterrein
op: Archief voor Kerkelijke Geschiedenis, inzonderheid van Neder
land. Het doel was tweeledig: bronnenpublicatie ten dienste van het
nageslacht, en het gebruik ervan door henzelf en aangezochte me
dewerkers voor het schrijven van artikelen. Royaards verzorgde de
ouverture: Over den voortgang van de beoefening der geschiedenis,
ook van die der Christelijke kerk. Hij prees de filosofisch-pragmatische
methode als de beste aan en riep in dezelfde jaargang op tot het verza
melen, niet alleen van actenboeken, maar ook van rariora onder de
tractaatjes en pamfletten.
Hij kon zich geen beter klankbord voorstellen dan H.Q. Janssen. Zijn
leven lang heeft deze gejaagd op de meest zeldzame boekjes en op
handschriften, die sinds eeuwen niet geconsulteerd waren. Menig vor
ser die het ongeluk aan zijn zijde had, zocht steeds tevergeefs; Janssen
daarentegen vond menigmaal al, voordat hij gezocht had. Zijn leven als
historicus hing van verzamelgeluk aan elkaar. Wanneer het hem tijde
lijk in de steek liet, schreef hij stad en land af, klampte hij op congressen
en andere bijeenkomsten bibliofielen en archivarissen aan, dikwijls met
verrassende resultaten. Ongetwijfeld heeft hij een boekenschat geërfd
van zijn vader, zijn ooms, en van J. ab Utrecht Dresselhuis. Hij zocht in
Godgeleerde Bijdragen en andere tijdschriften, waarin veilingen van
particuliere bibliotheken werden aangekondigd, naar zijn gading. Zijn
eigen boekenbezit is in 1882 door Van Benthem en Jutting te Middel
burg onder de hamer gebracht. De bewaard gebleven catalogus toont,
hoe wijd Janssen's belangstellingsveld was en hoe hij in vele boeken
persoonlijke aantekeningen maakte61. De historicus vraagt zich met
enige weemoed af: "Wo sind sie geblieben?".
Ongetwijfeld heeft Hendrik Q. het Archief voor Kerkelijke Geschie
denis, dat meerdere malen van naam is veranderd en waarin ook de
Zeeuwse predikanten J. ab Utrecht Dresselhuis, dr. J. Borsius62 uit
Middelburg en dr. E.B. Swalue63 uit Goes publiceerden, uitgespeld.
Het voorbeeldige artikel van zijn vereerde leermeester Heringa, Bij-
33