DOEL (artikel l)3 Het doel der vereniging was in 1858 "door het stellen van kandidaten aan de verkiezingen eene gepaste leiding te geven en daardoor te trachten aan de openbare belangen bevorder lijk te zijn". Daarbij wenste men "op geene andere personen acht te geven dan die haar als eerlijk, ijverig, bekwaam en aan den constitutionelen regeringsvorm gehecht bekend zijn..." In 1861 sprak men van het bevorderen van de "benoeming" (zie bijlage 3.a.) en wijzigde die opmerkelijke pretentie in 1875 door niet langer te schrijven "benoeming", maar "verkiezing". Bovendien ging men in 1875 ertoe over in de zinsnede uitvoering van de beginselen onzer Grondwet in vrijgevigen zin de benadrukte woorden te vervangen door in liberalen zin In het concept van 1879 werden de algemene en provinciale belangen onderscheiden van die der gemeente. Bij het stellen van kandidaten op het plaatselijke niveau wilde men "meer letten op eerlijkheid, kunde, onafhankelijkheid van karakter, dan op staatkundige denkwijze". LEDEN (artikel 2, 3 en 4) Tot 1870 konden uitsluitend kiesgerechtigde ingezetenen van de stad Middelburg lid worden; daama de kiesgerechtigden uit het hele hoofd-kiesdistrict. Het voorstel om alle meerderjarige manlijke ingezetenen van het hoofd-kiesdistrict als lid toe te laten, is in 1875 afgewezen, maar werd in 1879 opnieuw naar voren gebracht. Ballotage was van kracht van 1858 tot 1861 en na 1875. Ondersteuning van de aanmelding voor het lidmaatschap door tenminste drie leden en de ondertekening van het reglement door het lid waren altijd vereist. VERPLICHTINGEN VAN LEDEN (artikel 5,6 en 7) ln 1858 werden de leden verplicht tot ondersteuning der door de Vereeniging gestelde kandidaten ...".doch bij de eerstvolgende herziening in 1861 werden zij "bijgelegenheid van de verkiezing in het uitbrengen hunner stem persoonlijk vrij". De verbintenis om de benoeming van anderen niet te bevorderen werd pas uit het concept-reglement van 1879 geschrapt. De financiële verplichtingen bestonden aanvankelijk uit "inkomgeld", wat werd af geschaft in 1875 en vervangen door een jaarlijkse contributie vooralle leden. Ten tweede was ieder lid gehouden zijn aandeel te betalen in het tekort, dat hoofdelijk werd omgeslagen. BESTUUR (artikel 8 en 9) Tot een rooster van aftreden werd al op 30 mei 1859 besloten. De bepaling omtrent "bloed- of aanverwantschap" tussen leden van het bestuur heeft alleen van 1861 tot 1870 bestaan (zie bijlage 3.a.). ALGEMENE LEDENVERGADERING (artikel 10 en 14) De jaarlijkse algemene ledenvergadering moest altijd plaatsvinden in de maand mei; daarnaast konden buitengewone algemene ledenvergaderingen worden gehouden. Het stellen van kandidaten in bijeenkomsten voorafgaand aan de verkiezingen was natuurlijk het eigenlijke werk der vereniging. In 1870 kreeg het bestuur bovendien de bevoegdheid tot het beleggen van openbare vergaderingen, de zogenaamde "meetings", ter bespreking van onderwerpen van algemeen belang". De termijn voor het bijeenroepen van een vergadering tot het stellen van kandidaten was in 1870 verlengd van acht naar veertien dagen voor de verkiezingsdatum. Deze wijziging hing samen met een verandering van de bepalingen te aanzien van de procedure bij kandidaatstelling. 82

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 100