BIJLAGE 5: V O O RZ I TT E R S PO RT R ETTEN "DE GRONDWET", 1858-1880
a. Mr. D.A. Berdenis van Berlekom, 1828-1892
Op 5 april 1828 werd D.A. Berdenis van Berlekom te Middelburg geboren. Na het
doorlopen van het gymnasium te Middelburg studeerde hij rechten te Leiden, alwaar hij
in 1852 promoveerde op De iis qui in itinere maritimo diem supremum obeunt. Na
vestiging als advocaat te Middelburg trad Van Berlekom in 1854 in het huwelijk met Maria
Jacoba van den Broecke, bij wie hij drie zonen had. Van 1855 tot 1880 was hij achter
eenvolgens luitenant, kapitein, majoor en luitenant-kolonel der dienstdoende schutterij
te Middelburg. Van 1856 tot 1887 was Van Berlekom rechter-plaatsvervanger, rechter en
later ook onder-voorzitter der arrondissementsrechtbank. "Een groot aantal andere
betrekkingen, o.a. van thesaurier van het Zeeuwsch genootschap der wetenschappen,
werden door dezen kundigen en vrijzinnigen man waargenomen, en voorgelicht dooreen
helder hoofd en een edel karakter, deed hij alles wat zijne hand vond om te doen, kalm,
nauwgezet en onkreukbaar eerlijk"1.
Van Berlekom behoorde in 1858 tot de tweeëntwintig oprichters van de kiezersvereniging
"de Grondwet" en nam op 29 mei slechts voorlopig zitting in het bestuur. Twee dagen
later werd hij met volstrekte meerderheid door de ledenvergadering tot bestuurslid
gekozen en zijn bezwaar "om te zamen met den heer Fokker deel uit te maken van het
bestuur" werd door de vergadering niet gedeeld, waardoor hij definitief tot bestuurslid
was verkozen. Bij de discussie over de reglementswijziging in 1861 gaf hij blijk van een
meer gematigde geest dan Fokker. De meerderheid der vergadering was met voorzitter
Fokker van mening, de leden die zich met een door de Vereeniging gestelde kandi
datuur niet kunnen vereenigen, verbinden zich om geenen anderen dan den door de
Vereeniging gestelden kandidaat te stemmen, of zich van de stemming te onthouden"2.
De heer Van Berlekom verleende bijval aan de mening dat dit "artikel in strijd [is] met de
Burgerplichten volgens de Grondwet, die in elk geval stemming bij elke verkiezing
noodzakelijk maakt, terwijl men door dit art. gehouden is om in sommige gevallen of
tegen zijne overtuiging te stemmen of zich van stemming te onthouden"3. Op verzoek
van de kiezers had Van Berlekom in 1857 zitting genomen in het stembureau van de
kiezersvergadering. Het volgende jaar wenste hij wel een voorlopige plaats in het bestuur
van de kiezersvereniging, maar zag hij op tegen samenwerking met een partijman als
Fokker. Wanneer daarom gevraagd werd, toonde hij zich bereid de gegeven omstandig
heden te aanvaarden en samen te werken met personen die anders dachten dan hijzelf. Na
het aftreden volgens rooster van mr. G.A. Fokker in 1862, liet mr. D.A. Berdenis van
Berlekom zich de benoeming tot voorzitter welgevallen. Tot zijn eigen aftreden als
bestuurslid, twee jaren later, viel er weinig voor in de vereniging.
In het begin van de jaren zeventig bracht onenigheid in de liberale gelederen de heer H.P.
Abrahams in moeilijkheden. De hoofdredacteur van de Middelburgsche Courant kreeg
de overtuiging "dat eene courant, om werkelijk politieke invloed uit te oefenen en
krachtig te kunnen optreden, niet behoort afhankelijk te zijn van één persoon maar van
meerderen" en wenste tevens minder het object te kunnen zijn van allerlei intriges.
Tezamen met enige Middelburgse liberalen richtte Van Berlekom een vertrouwelijke
circulaire aan een aantal invloedrijke personen in de provincie, met de uitnodiging op 14
mei 1873 te overleggen over de wijze van overneming van de krant. Dit leidde tot de
oprichting van een naamloze vennootschap in 18744Kort na zijn tweede bestuursperiode
van 1867 tot 1872 was Van Berlekom nauw betrokken bij de overname van het belang
rijkste Zeeuwse liberale dagblad door een n.v.
In 1875 werd Van Berlekom ten derde male tot bestuurslid van "de Grondwet" gekozen
en een jaar later werd hij voorde tweede keer voorzitter. Op 10 februari 1877 richtte "de
Grondwet" de in hoofdstuk 4, paragraaf 4 vermelde circulaire tot de liberale geest
verwanten in Zeeuws-Vlaanderen, waarbij onder meer werd gevraagd naar de belang-
89