NOTEN
Hoofdstuk 1: Inleiding en probleemstelling
1. A.G.N. X7/(1977), bibliografie, 448.
2. Janssen Perio, "Burgerplicht te Rotterdam" (1956).
De verdienste van dit artikel was dat het als eerste aandacht vroeg voor het verschijn
sel "kiesvereniging". Aan de kennis daaromtrent heeft het nauwelijks iets bij
gedragen.
Verdienstelijker was 't Hoen, die in 1960 heeft gewezen op het onderscheid tussen
kiezers- en kiesverenigingen:
't Hoen, Op naar het licht, 65.
3. VanTijn, "Tien jaren liberale oppositie in Amsterdam".
Van Tijn, Twintig jaren Amsterdam.
Hoewel Van Tijn schreef twee, respectievelijk vijfjaren na de verschijning van de
publicatie van 't Hoen (noot 2 hiervoor), heeft hij aan het onderscheid tussen kiezers-
en kiesvereniging geen aandacht geschonken.
VanTijn, "Moderne politieke partijorganisatie", 591 verwees in noot 2 naar't Hoen.
4. Buning, Het herenbolwerk, onderzocht in Assen de continuïteit van de invloed van
de leden der Drentse herensociëteit aan de Brink te Assen, op de politiek in de
provincie Drente.
Messing, Werken en leven in Haarlem, 141, wees op de nauwe relatie tussen de
conservatief-liberale kiezersvereniging "Eendracht" (1853-1885) en de sociëteit
"Trou moet blijcken". Tezamen beheersten zij tot diep in de jaren zeventig het
politiek toneel in Haarlem.
De Jonge, "Delft in de negentiende eeuw", signaleerde in 1858 de oprichting van
"Eendracht maakt macht".
5. Von Santen, "Amstelsociëteit", 1845-1849.
Taal, Liberalen en radicalen, 1872-1901.
Brok, "De Vrijzinnig Democratische Bond", 1901-1918.
6. Tamse, Memoires van een "enfant terrible".
7. Duverger, Les parties politiques, 6 en 7.
8. De heer Von Santen stelde deze vraag in het kader van zijn promotie-onderzoek, en
verzocht mij de hypothese te toetsen aan Middelburg.
9. Boogman, Rondom 1848, 30.
Van Tijn, "Holland and the outer provinces", 564.
10. Deze bijdrage bevatte oorspronkelijk een hoofdstuk over de sociaal-economische
achtergronden van de absolute en relatieve achteruitgang van Middelburg. Aan
gezien de omvang echter wat beperkt diende te worden, kon de informatie over het
Zeeuwse particularisme en de spoorwegkwestie het best gemist worden. De schrij
ver heeft het voornemen over deze onderwerpen enkele afzonderlijke artikelen te
schrijven; de betreffende literatuur is al wel opgenomen in de literatuuropgave.
Hoofdstuk 2: Het censuskiesrecht in Nederland
1Voor meer informatie zij hier verwezen naar het themanummer over kiesstelsels en
stemgedrag van het T.v.G. 92 1979), 3.
2. Blok, "Van eene wettelijke fictie tot eene waarheid", 404.
3. Artikel 6 van het voorlopig kiesreglement.
Bannier, Grondwetten van Nederland, 431
4. Additioneel artikel 9 (en daaruit artikel 8 van het voorlopig kiesreglement) schreef
voor dat de kiezersvergaderingen gehouden moesten worden vóór de vijftigste dag
na de afkondiging in artikel I van het reglement vermeld.
101