Bannier, Grondwetten van Nederland, 341. Deze formele afkondiging op 11 oktober 1848 worde niet verward met de plechtige afkondiging van de puien der stadhuizen, die conform het Staatsblad van 14 oktober 1848 plaats had op 3 november 1848. 5. De stembus, periodiek uitgegeven van 30 oktober tot 17 december 1848 (twaalf nummers van ieder vier pagina's), vermeld in Knuttel, Catalogus, VII, nr. 28604. 6. Huizinga, "Een gebroken spiegel", 426, noemde in een noot als enige uitzondering op deze regel de brochure vaf) Hugo Beijerman en W. Cnoop Koopmans, Algemeen stemrecht behoudens maatschappelijke orde, Amsterdam, 1848. 7. Blok, "Rond de kieswet van 1850", 158. 8. Huizinga, "Een gebroken spiegel", 427. 9. Huizinga, ibidem, 434. Zie ook bijlage 8. 10. Farensbach promoveerde in 1881 met als eerste stelling: "ln het algemeen belang mag niet aan allen het stemrecht worden verleend". Hij pleitte tegen grondwets herziening tot verlaging van de census en besloot zijn dissertatie met de volgende woorden: "Dat er nu een innig verband bestaat tusschen een census en de geheele regeling der directe belastingen ligt voor de hand en derhalve evenzeer de wensche- lijkheid, ja de noodzakelijkheid om deze laatste zóó te wijzigen, dat zij, die volgens den geest der Grondwet virtuele kiesbevoegdheid hebben, ook actuele verkrijgen". Farensbach, Geschiedenis van den census, 180 (citaat) en 181 (stelling). 11Blok, "Rond de kieswet van 1850", 161 en bijlage IV op 165. 12. Wels, "Stemmen en kiezen", 328. 13. Blok, "Rond de kieswet van 1850", 162. 14. De Vries. "Het censuskiesrecht en de welvaart", 183 en 184. 15. De Vries, ibidem, 214. Hoofdstuk 3: De politiek en partijvorming gedurende enige decennia na de grondwets herziening 1. VonSanten, "Amstelsociëteit", 128. 2. Boogman, Rondom 1848, 72. Tamse, Memoires van een "enfant terrible"134. 3. Van Tijn, "Tien jaren liberale oppositie in Amsterdam", 303 e.v. 4. Tijdschrift dat werd geredigeerd door jhr. mr. Jeronimo de Bosch Kemperen ver scheen van 1841 tot en met 1845. 5. Boogman, Rondom 1848, 28 en 29. 6. Van Tijn, "Tien jaren liberale oppositie in Amsterdam", 307. 7. Van Tijn, ibidem, 300. 8. Boogman, Rondom 1848, 74. 9. Van Tijn, "Holland and the outer provinces", 568. Van Tijn schreef letterlijk: "many were the "liberals" among thé old local aristocracies who loved the revised constitution, because it gave them more in fluence nationally whilst safeguarding for the time being their local power"; dit betrof 1848. Maar in 1853 many local bosses, though elected as Liberals, proved to be Conservatives dus mensen die de oude elite aan de macht wensten te laten. Wellicht zou men deze kamerleden beter kunnen betitelen als conservatief-liberalen. 10. Beekelaar, Rond grondwetsherziening en herstel der hiërarchie, 40. 11Boogman, Rondom 1848, 30. Van Tijn, "Holland and the outer provinces", 567. 12. Van der Mandele, Liberalisme in Nederland, 106. 13. Van Tijn, "Holland and the outer provinces", 568. 14. Boogman, Rondom 1848, 76. 102

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 120