verschijnselen in het vaderland, maar het mocht tekenend geacht worden dat juist voor de Zeeuwse hoofdstad de nijpende toestand zo kleurrijk en deskundig werd geschetst in 1859. Coronel, Middelburg, voorheen en thans. 41. Medioburgensis, De koffij-veilingen, 12. 42. Medioburgensis, ibidem, 27. 43. "Bovendien hebben de vier provinciën Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Gelder land, zich bereids door spoorwegen aangesloten, en hetgeen allen lof verdient, voor verdere uitbreiding voorbereid, dewijl de drie overige provinciën, in het noorden onzes koninklijks, ijverig werkzaam zijn door dezelfde middelen zich met eerst genoemde provinciën te vereenigen, om langs die zijde Noord- en West-Duitsland te bereiken". Dronkers, Eenige beschouwingen (Middelburg, 1845), 3 en 4, stelde Zeeland dus op één lijn met de voormalige generaliteitslanden Brabant en Limburg, terwijl het volgens dezelfde brochure toch zoveel te bieden had: een zeehaven, uitgebreide gelegenheid tot scheepsbouw, kolossale bergplaatsen voorgoederen als overblijfsel van vroegere welvaart en een van oudsher ijverig volk. 44. Rotterdam was ten opzichte van het Ruhrgebied het meest gunstig gelegen dank zij de goede transportmogelijkheden via de Waal en de Rijn. Antwerpen was in 1843 door een "IJzeren Rijn" met het Duitse achterland verbonden. Tegen de plannen voorde Zeeuws-Limburgse spoorlijn hebben de Belgen zich langs de diplomatieke weg verzet terwijl Rotterdam uiteraard een toevlucht nam tot de binnenlandse politiek. Aan de technische aspecten van de Zeeuws-Limburgse spoorlijn werd in de geschrif ten van M.P. de Bruin veel aandacht besteed, terwijl Hartgerink-Koomans de kwestie plaatste tegen de achtergrond van de discussies in de tweede kamer over het beleid dat door de centrale overheid zou moeten worden gevoerd ten aanzien van de spoorwegaanleg in het algemeen. Voorstanders van het concessiestelsel, waaronder Thorbecke, stonden tegenover degenen die pleitten voor de aanleg van de staats spoorwegen. De spoorwegwet-Van Hall werd de politieke overwinning van deze laatsten. Aan de aspecten van buitenlandse politiek hebben Smit en Tamse vooral aandacht besteed. Tenslotte gaf de bronnenpublicatie van Gerretson over al deze onderwerpen de nodige informatie. De twee hierna te noemen brochures waren aanwezig in de provinciale bibliotheek en konden worden opgespoord dank zij de catalogus van het D.Z.D. 45. Zelandus, Zeelands vernedering, 13-15. Spoedig na het verschijnen van de eerste druk van de brochure was een tweede oplage noodzakelijk. Die werd voorzien van een "voorrede", waarin was te lezen dat de schrijver over de belangstelling voor zijn geschrift zeer tevreden was, "omdat het doel, dat ik beoogde, bereikt is. Dat doel nu was geen ander, dan de geschiedenis der spoorwegzaak algemeen bekend te maken, en de gedragingen van eenige hooggeplaatste personen tegen Zeeland in het ware licht te stellen". 46. Medioburgensis, De Koffij-veilingen. 18 en 19. 47. Middelburg, 24 mei 1858. Fokker aan enige kiezers. 5. Ingekomen stukken. G.A.M. 48. Middelburg, 14 januari 1875. Fokker aan de leden van de kiezersvereniging "de Grondwet". 5. Ingekomen stukken. G.A.M. 49. 4. Notulen nr. 1. G.A.M. 50. Middelburgsche Courant, 3 juni 1858. Namen van de tweeëntwintig oprichters, inclusief de vijf bestuursleden: H.P. Abrahams. mr. D.A. Berdenis van Berlekom. mr. W.C. Borsius. E.J. Brieve. 108

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 126