trof men ook aan een aannemer, een bankier, een bierbrouwer, een directeur van een vennootschap en een van een "begravenisfonds"een grossier en een scheepsreder. In enkele gevallen was sprake van een tweede functie: fabrikant, lid van het polder bestuur van Walcheren of lid van de eerste kamer der staten-generaal, 5. In 1848 waren er zes advocaten, twee notarissen en twee procureurs die de petitie van Sifflé ondertekenden. Van de vijftien academici en hogere beambten waren er dus tien juristen en daarbij kwamen twee artsen, twee leraren en een conrector. In 1875 was de samenstelling van de subcategorie meer gevarieerd. Onder de zeven tien juristen waren zes (oud-)notarissen, drie procureurs, drie raadsheren bij het provinciaal gerechtshof, twee rechters, een officier van justitie en een rijksadvocaat. Zeven leraren, zes artsen, zes technici, drie predikanten, een gemeentesecretaris, een gemeenteontvanger, een directeur der registratie, een provinciaal inspecteur der directe belastingen, een hoofdopziener der domeinen en een oud-hoofdambtenaar op de provinciale griffie brachten het totale aantal personen van deze subcategorie op vijfenveertig. Als nummer zesenveertig en een wat vreemde eend in de bijt werd de hoofdredacteur van de Middelburgse Courant tot de "academici en hogere beamb ten" uit 1875 gerekend. 6. In 1848 bestonden de kleine zelfstandigen uit winkeliers die in vele gevallen hun nering duidelijk vermeldden, van "apotheker" tot "wagenmaker". In 1875 waren er ook twee huurkoetsiers en een collecteur staatsloterij. 7. De lagere beambten van 1848 waren twee deurwaarders, een klerk en een boek houder bij Sifflé en een onderwijzer bij Van Eek. In 1875 werden aangetroffen: ambtenaren, boekhouders, griffiers en handelsagenten. Ook een rijksontvanger, een taxateur en een zaakwaarnemer werden gerekend tot de tweeëntwintig lagere beambten. 8. Zelfstandige boer werd geacht te zijn de landbouwer of "landman". 9. De petitie Sifflé werd in 1848 mede-ondertekend dooreen timmermansknecht en een tolbediende. Bijlage 3: Reglementen van de kiezersvereniging "de Grondwet" 1. 2. Reglementen, 1858, 1861, 1870 en 1875. G.A.M. 2. Ibidem. Het concept-reglement van 1879 in: 5. Ingekomen stukken. G.A.M. 3. De verwijzing naar artikelen heeft betrekking op de bijlage 3.a., met het reglement van 1861. Bij eerdere en latere reglementen was uiteraard een andere volgorde van artikelen denkbaar, doch voor de tekst van de bijlage 3.b. is uitgegaan van corres ponderende bepalingen. Bijlage 3.b. is dus een commentaar aan de hand van bijlage 3.a. Bijlage 4: Kiezersvereniging "de Grondwet"1858-1880 1. 7. Alfabetische klappers op de namen der leden, 1858-1880, 2 dln. G.A.M. Het was niet mogelijk na te gaan welke leden alleen voor de gemeenteraad het kiesrecht bezaten. Zie noten 62 en 63 bij hoofdstuk 4. 2. 8. Rekeningen met bijlage, 1858/59- 1879/80. G.A.M. 3. 7. Alfabetische klappers G.A.M. 4. 5. Ingekomen stukken. G.A.M. 5. Reconstructie aan de hand van het rooster van aftreden, notulen van bestuurs- en algemene ledenvergaderingen, de convocaties en de advertenties van de kiezers vereniging in de Middelburgsche Courant. 117

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 135