verbond hieraan de kwalificatie van Eerste Edele8. De steden Veere en
Vlissingen werden in 1574 stemhebbende steden in de Staten van
Zeeland na hun afval van Philips II. Het moet voor de Prins van belang
geweest zijn om overwegende invloed te bezitten op twee van de zeven
stemhebbende statenleden. Derhalve is hij er op uit geweest de verkoop
van Philips II nietig te laten verklaren en bij een nieuwe veiling het
markiezaat in handen te krijgen. "Bovendien bestond het voornemen
om na de oorlog terug te keren tot het stelsel van drie stemmen.
Daardoor zou de Prins als markies en als Eerste Edele steeds de
meerderheid hebben tegenover de overige steden, die samen de derde
stem uitbrachten. Dat de sinds 1578 gebruikelijke wijze van stemmen
niet meer zou veranderen, was in 1580 en 1581 niet te voorzien. Ook
speelden de beide zeeplaatsen als 'frontiersteden' een rol in Oranje's
strategie tegenover Parma"9.
In 1581 kwam het markiezaat dan wederom in veiling. Even te voren
heeft het stadsbestuur van Veere er over gedacht de stad voor zich zelf
te kopen, waartoe het evenwel, zoals men weet, nimmergekomen is10.
Ook hadden de Staten van Zeeland het markiezaat willen kopen, maar
men had de Prins in 1581 te veel nodig om hem voor het hoofd te
stoten".
Volgens Smallegange werd aan de verkoop het prerogatief verbonden,
dat de gegadigde alle edelen van Zeeland zou representeren12. Het Hof
van Holland, Zeeland en West Frieslant wezen op 29 en 27 juni 1581
Veere en respectievelijk Vlissingen toe aan Willem I, die in hetzelfde
jaar ook te Veere werd gehuldigd.
In Zeeland en in het bijzonder in Veere en Vlissingen was men niet
onverdeeld gelukkig met de situatie. De twee steden, weliswaar sinds
1574 stemhebbend in de Staten, hadden niet dezelfde positie als de
andere stemhebbende steden in de vergadering van het gewest. Zij
stonden onder een heer, wiens gezag feitelijk dat van de Staten van
Zeeland overtrof; bovendien was er de mogelijkheid dat zij door over
erving in handen zouden vallen van een buitenlandse mogendheid,
hetgeen na de dood van Willem III verre van denkbeeldig was13.
In de periode van het Tweede Stadhouderloze tijdperk was het moment
aangebroken, waarop een devasallage kon worden verwezenlijkt. Het
was bepaald geen revolutie in koelen bloede. Tussen het eerste voorstel
en de uitvoering verliepen 26 jaar, van 1706 tot 173214. Op 17 november
1732 werd de akte gepasseerd, waarbij werd besloten dat Willem Karei
Hendrik Friso, die krachtens erfrecht op het markiezaat aanspraak kon
maken, niet als markies zou worden verheven en van zijn positie
vervallen verklaard15.
Veere was gepromoveerd tot een vrije zelfstandige stad (ook Vlissin
gen). Toen tengevolge van de oorlog met Frankrijk Prins Willem in 1747
als stadhouder van Zeeland werd aangesteld, werd ook ijlings de deva-
132