sallage ongedaan gemaakt16. Op het voorproefje dat Veere beleefd had van de "revolutie", volgde herstel van het "Ancien Régime" tot 1795. Als logisch gevolg van het herstel van het markiezaat diende nu de plechtigheid plaats te vinden van de verheffing van de markies, de inhuldiging. Gezien het feit dat er iets was goed te maken, lag het voor de hand, dat kosten noch moeite zouden worden gespaard om deze tot een luisterrijke gebeurtenis te maken. Staatsrechtelijk had de inhuldi ging van Willem tot (7de) markies het karakter van de vorige inhuldi gingen. Dit karakter wordt weergegeven door de inscriptie aangebracht op de plaats waar de plechtigheid plaats vond, namelijk onder het verhemelte dat speciaal voor deze gelegenheid werd gemaakt boven de pui van het stadhuis. Op een sierlijk bord stond hier het volgende vers geschilderd: Prins Friso, ingehaald tot Markgraaf van ter Veer, Zweert Veersche raadt, en 't volk getrouwheit aan zijn heer. In deze regels wordt het karakter van verbintenis weergegeven, dat uit de eden die werden afgelegd omstandiger blijkt. Van zijn kant erkent de markies de privileges van de stad; hij belooft de stad te beschermen, hun privileges te bewaken en voorts alles te doen wat een "getrouw Prince sijnen onderdanen schuldig is te doen"17. Deze verklaring be vestigt hij met ede ten aanschouwe en ten aanhore van de gehele bevolking. De bevolking van haar kant accepteert hem als heer, belooft hem trouw, en verklaart zich bereid tot "alles dat getrouwe onderdanen schuldig zijn te doen"18. Ook de bevolking bevestigt deze verklaring door eedsaflegging; zij wordt daarbij gerepresenteerd door de regenten, de officieren van de schutterij en alle mannen onder de wapenen. Zelf onderstreept het volk de zojuist met ede bevestigde verbintenis door acclamatie. Andriessen, eerder genoemd, gebruikt in zijn boek de volgende termi nologie: De Prins "vastelyk besloten hebbende, om door ene plegtige inhuldiginge bezittinge van dit zyn vaderlyk erfdeel te nemen"19. De zelfde terminologie komen wij o.a. tegen in de acte, volgens welke de Prins verklaarde het markiezaat van Veere over te nemen. Hierin staat de zinsnede "het markgraafschap van ter Veere en Vlissinge met sijn toebehooren te ontfangen ende possessie daar van aan te nee- men"20. Inde notulen van Veere van 8juni 1748, dat de Prins "in de vol komen possessie", beheering etc. van het markiezaat gevestigd is ge- worden4wq, dus reeds voordat de huldiging plaats had. Dit zullen we moéten opvatten als de feitelijke erkenning van zijn positie door de stad. Vanaf dat moment kon hij dan ook optreden als markies en de daden verrichten, waartoe het bezit van het markiezaat hem het recht gaf. Pas in 1751 volgde dan de officiële plechtigheid, waarmee de zaak staatsrechtelijk werd beklonken. 133

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 159