kant moest de leenman zijn heer trouw zweren, hulde doen en hem dienen (manschap doen). Bij de verheffing van het leen moesten be paalde rechten betaald worden, zg. heergewaden. Voor elk leen was dit verschillend. De leenman of zijn vertegenwoordiger ging naar de leen kamer (dezelfde procedure voor een nieuw ambachtsheer). Na de aankoop door Willem I was het markiezaat een leen gebleven28. De Prinsen van Oranje bezaten een vrij groot aantal lenen in Zeeland, waaronder het markiezaat van Veere, de heerlijkheden van Vlissingen, Westcapelle en Domburg, die van St. Maartensdijk en Scherpenisse en die van Cortgene. Zij zijn steeds deze lenen in Den Haag blijven verheffen; zij hebben dit evenwel ook in Middelburg gedaan. In Den Haag als Hollandse onversterflijke lenen, releverende van de Graaf lijkheid van Holland en in Middelburg als Zeeuwse en onversterflijke lenen, releverende van de Graaflijkheid van Zeeland29. De devasallage van 1732 kon alleen gebeuren door de leenheer. Eigen lijk hebben de Staten van Zeeland het markiezaat toen geconfiskeerd. In 1747 werd echter een streep gehaald door de devasallage en zal deze beschouwd zijn als niet te zijn geschied. Dit voor wat betreft de band van de leenman naar "boven", zijn leenheer. Er is echter ook een band van de leenman naar "beneden", van de Prins met zijn onderzaten in Veere, onderwerp van dit artikel. Het is de moeite waard op te merken dat Willem in persoon voor de inhuldiging is overgekomen. Huldiging bij procuratie was ook mogelijk. In dit verband verdient vermelding, dat in de 16de eeuw de inhuldiging één keer heeft plaats gevonden door een vertegenwoordiger en wel in 1558, waar de vader van Max de Hennin de hulde ontving in naam van zijn zoon30. Hetzelfde heeft zich bv. voorgedaan toen Frederik Hen drik zich door twee van zijn raden liet vertegenwoordigen in 1625, nadat Prins Maurits gestorven was31. Het is opmerkelijk, dat noch Willem II noch Willem III van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt. EEN HISTORISCHE ACHTERGROND VAN DE VOORBEREIDINGEN VOOR DE GROTE DAG Karei V verhief op 21 oktober 1555 het bezit van Maximiliaan van Bourgondië namelijk een groot deel van Walcheren w.o. Veere, Vlis singen, het Slot Sandenburg en diverse lenen op grond van diens verdiensten tot een markiezaat32. Het bestond dus een kleine tweehon derd jaar toen er plannen werden gemaakt voor de blijde incomste en inhuldiging van Willem IV. Het was gebruik dat de plechtigheid achter eenvolgens in beide steden geschiedde. Veere liep daarbij voorop, tenminste wanneer de omstandigheden dat toelieten. Burgemeester Jean Louis Vereist33 was zeer gehecht aan het Huis van Oranje. Hij kan het nodige hebben bijgedragen om Veere op 25 april 135

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 161