terzijde van het gebouw, wanneer men naar de voorgevel kijkt). Voor
afkondigingen diende het bordes voor de ingang als roepstoel.
Minder recente en recente gebeurtenissen leveren het bewijs van de
centrale rol die de stadhuispui bij verschillende gelegenheden speelt56.
Zij vormde het hoogtepunt bij de plechtigheid van de inhuldiging in
1751, in letterlijke en in figuurlijke zin. De vorst moet namelijk op een
verheven plaats staan in het aanzien van de gehele burgerij om hem
hulde te doen.
Op 5 juni 1751 stond Willem IV in Vlissingen voor een der grote
vensters van de burgemeesterskamer van het stadhuis.
De oude pui van 1588, toen Prins Maurits meerderjarig was geworden
en op 20 november te Veere ingehuldigd, werd vervangen. De gravure
van Hendrik Udemans, blijkens een door mij gezien stuk in 1682 aan het
stadsbestuur van Veere geschonken57, geeft een indruk hoe wij ons dit
renaissance-exemplaar moeten voorstellen. Zij had een dubbele op
gang van acht treden, van voren versierd met vier leeuwen op evenveel
pilaren zittende, waarvan de bovenste of middelste het wapen van
Zeeland en dat van Prins Maurits hielden en de onderste leeuwen het
wapen van de stad; in 1588 werd de pui waarschijnlijk een travee naar
links verplaatst, hetgeen ook een wijziging van de entree van het
stadhuis inhield. Het is mogelijk dat toen een nieuwe pui gemaakt werd
in verband met de opvolging in het markiezaat.
De tekst van het opschrift op de stenen borstwering van de pui uit 1588
'Gehoorsaemheyt Godts ende der Overheyt
Weert des menschen ongeluck"
bleef gehandhaafd. Het werd in 1795 gewijzigd: het woord "Overheyt"
werd vervangen door "Wetten". Van het nieuwe ontwerp is niet veel
bekend.
Andriessen zegt, dat de nieuwe pui "gestigt is by gelegenheidt van deze
plechtige hulde, zo ook de voorgaande gestigt was voor 163 jaren ter
gelegenheidt van de hulde van den Prinse Maurits"58. Wij hebben geen
reden om te twijfelen aan de woorden van Andriessen, omdat hij inzage
heeft gehad in de "echte stukken". Het blijkt echter wel dat de pui van
het Veerse stadhuis vóórdat Willem IV in 1747 tot stadhouder van
Zeeland zou worden uitgeroepen reeds op de nominatie stond om
afgebroken te worden. Het is heel goed mogelijk dat het trapbordes,
waaronder een kelderval gelegen was, na ongeveer 160 jaar bouwvallig
was geworden. Een directe relatie van de vernieuwing van de pui en de
gebeurtenis van een inhuldiging behoeft dus niet te bestaan, al zou de
uitspraak van Andriessen wel zo uitgelegd kunnen worden. Een andere
vraag is of de aanwezigheid van het wapen van Prins Maurits een
beletsel zou zijn geweest voor een inhuldiging van Willem IV.
Hoe dan ook, in ieder geval moest er iets nieuws gemaakt worden. In
die jaren was Adriaan Bommenee de stadsarchitect. Hij vroeg wegens
143