ouderdom, na meer dan 34 jaren trouwe dienst in die kwaliteit, zijn ontslag aan; hij moest echter aanblijven totdat een nieuwe functionaris was benoemd. Eind 1748 werd Jacobus Elestink (Estink)59 als opvolger aangewezen. Hij begon op 1 januari 1749. Uit de stukken blijkt niet dat er voordien door Bommenee aan een pui-ontwerp is gewerkt. Op 12 april 1749 werd de tekening in de vergadering van het Veerse bestuurs college overgelegd. De afbeelding was toen door de toenmalige stads- fabriek Hestink gemaakt. In zijn instructie stond o.m. dat van alle stadswerken door de "schaffer" een bestek, kostenraming en tekening gemaakt moesten worden. Alleen de kostenraming is bewaard gebleven: Metselen f 60.- Smid 56.- Breken, opruimen 2:12:- Rijden 3::- Lossen 1:10:- 117: 8:- Steenhouwer 183: 6:8 300:14:8 Bedoeld zullen zijn ponden Vlaams, zoals toen gebruikelijk. Daaronder stond: 10 februari 1749. In diezelfde vergadering van 12 april 1749 werd ook besloten de schaf- fer naar Brussel te zenden om op een zo voordelig mogelijke manier het hardsteen en het stellen van de pui aan te besteden. Er werd gezegd: hoe eerder hoe beter. Men wilde dus zo snel mogelijk beginnen. Voor dit doel zou dus een Zuid-Nederlander worden aangezocht60. Het was niet ongebruikelijk, dat een beroep werd gedaan op onze zuiderburen om bijdragen in dit genre te leveren61. Wat de uitvoering betreft het volgende: Er werd bepaald dat conform de tekening aan de linkerzijde aanbesteed moest worden. De meest aannemelijke verklaring voor deze zinsnede lijkt mij dat het ingediende ontwerp, zoals zo vaak, de keuze bood tussen varianten en dat gekozen werd voor de op de linkerpagina getekende variant. De stadsfabriek zal hebben moeten toezien of het werk volgens zijn bestek werd uitgevoerd62. Het is niet zeker of Hestink inderdaad nog naar Brussel is gegaan, omdat uit de bronnen blijkt dat hij op 17 mei van dat jaar reeds is overleden. Er moest nu andermaal omgezien worden naar een bekwaam opvolger. Benjamin Charlet, timmermansbaas te Middelburg, werd niet alleen als zodanig aangemerkt; hij beschikte ook over goede getuigschriften wat zijn gedrag aangaat. Had het daaraan bij Hestink dan ontbroken? Charlet trad op 21 juni 1749 in dienst. Zeer merkwaardig en ongebruikelijk is zijn ontslagaanvrage na vier weken. Wat de reden hiervan was blijkt niet uit de stukken. Op 2 augustus van 144

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 170