De penning
Bij het korte relaas van het ceremonieel is de strooipenning reeds ter
sprake gebracht. Een nader onderzoek toont aan dat er meer versies
hebben bestaan. In de Catalogus der Nederlandsche en op Nederland
betrekking hebbende Gedenkpenningen69 worden twee series van de
strooipenning in goud en in zilver genoemd. De gouden exemplaren
waren 19.7 gram en 18.7 gram bij een diameter van 32 mm; de zilveren
strooipenningen 13 gram en 10.5 gram, bij een diameter van 31 mm.
Waarschijnlijk zal het stempel door het afslaan beschadigd zijn, waar
door het nodig was een nieuw exemplaar te maken. De gouden en
zilveren strooipenningen zijn in beide versies op aanvraag te zien in het
Koninklijk Penningkabinet te Den Haag. In een krant werden onlangs
nog een aantal van de zilveren penningen aangeboden. Nicolaas van
Swinderen uit Den Haag was de medailleur7".
Ter gelegenheid van de inhuldiging zijn ook gouden en zilveren gedenk
penningen vervaardigd door de medailleurs Martinus en Joan George
Holtzhey te Amsterdam. Op de ene zijde stond het portret van Willem
IVop de andere zijde een gekroonde vrouwe (het vorstelijk stamhuis),
aan haar voeten twee vrouwen, verbeeldende Veere en Vlissingen met
als onderschrift "Veere en Vlissingen wedergekeert, 1751"71.
DE ARCHITECTONISCHE VORMGEVING
Pie ter Frans Beuckels, kunstschilder te Brugge
Nadat aan diverse elementen van de intocht de nodige aandacht is
geschonken wordt het tijd de persoon te belichten, die een belangrijk
aandeel heeft geleverd in de feestversiering.
Ruim twee maanden vóór de grote dag was de kunstschilder Pieter
Frans Beuckels vanuit Brugge naar Veere gekomen. Hij had, zo wordt
gezegd, blijken gegeven de schildering van de poorten e.d. op zich te
kunnen nemen; hij had reeds "een algemene lof behaald boven zijn
jaren".
De meeste kunstlexica vermelden alleen zijn naam in verband met de
erebogen te Veere in 1751 en bij Willem V's inhuldiging in 1766.
Blijkbaar heeft Beuckels tot volle tevredenheid gewerkt, anders was hij
niet opnieuw in 1766 ingeschakeld72. Ook blijkt dat in 1751 en ook in
1766 in Zeeland geen locale of regionale grootheid aanwezig was,
waarop met goed gevolg een beroep kon worden gedaan voor het werk
der Veerse bogen. Daar kwam nog bij dat vrijwel tegelijkertijd zowel
door Veere als door Vlissingen een kunstenaar aangezocht moest
worden. Wij moeten concluderen dat er toen voor gelegenheidskunst
niet veel talent in de provincie zelf aanwezig was. Mogelijk heeft ook
148