naar huis. Het was dus een kunstreis, gecombineerd met een tocht naar heilige plaatsen in Zwitserland en Italië. Nauwelijks thuis, ontving hij het verzoek van de Veerse magistraat75. Naderhand schilderde hij een tafereel voor de kerk van Vijve-Kapel- le76. Het hangt nu in het Gruuthusemuseum (in de hal bij de trap) te Brugge. Dit schilderij, hoog 146.7 cm en breed 209.5 cm, is het enige werk dat van hem bewaard is. Dit zal de reden zijn dat er zo weinig aandacht aan hem besteed is. De hoofdconservator Dr. A. Janssens de Bisthoven deelde mij mede: "De kunstwaarde van zijn werk lijkt mij zeer middelmatig. Zijn strakke stijl en krijtachtige techniek zijn vrij onbeholpen. Het schilderij De Eed der Kleermakers heeft vooral do cumentaire waarde". Het werk werd meer dan twee en een kwart eeuw geleden vervaar digd77. Opmerkelijk is het verschil in grootte der afgebeelde personen; dit verschijnsel zal wel te maken hebben met het standsverschil tussen het ambachtsbestuur en de andere afgebeelde personen op het doek. "Vergelijk in de 15de-eeuwse kunst de dikwijls kleine stichtersfiguur in eerbiedige aanbidding voorde Madonna"78. Er zijn ook geen gegevens toegevoegd over hem sinds de catalogus in 1964 verscheen79. Het zou interessant zijn, met al deze witte plekken op de kaart, om eens na te gaan of hij wellicht familie was van P.J. Beuckels, die een justitie- groep, schoorsteenstuk op doek, vervaardigde. Volgens de "Voorloo- pige Lijst van Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst" voor Zeeland 1922 werd dit toen nog bewaard in het raadhuis van Sluis. "In het archief van de gemeente Sluis zijn geen bijzonderheden te vinden omtrent een door P.J. Beuckels in de eerste helft van de 18de eeuw vervaardigd schilderij. Het schilderij zal bij de verwoesting van het stadhuis in de Tweede Wereldoorlog verloren zijn geraakt. Zeker heid hieromtrent bestaat echter niet"80. Betreft het hier mogelijk de zelfde schilder? Voorletters werden gemakkelijk dooreen gehaald. Of gaat het toch om Pieter Senior en Junior? Allemaal vraagtekens. Willem IV heeft vóór het vertrek uit Zeeland nog zijn tevredenheid uitgesproken over de eerbewijzen tijdens de inhuldiging en de opgerich te decoraties. De Prins schreef op 2 juni 1751 aan zijn echtgenote in Den Haag over de wederwaardigheden van de voorgaande dag; daarin ver meldt een passage dat de magistraat van Veere een gedenkboek wilde laten maken, vooral om de voorstellingen van de portiques en erebogen met hun inscripties, in kopergravuren voor het nageslacht te bewaren. DE VORMGEVING VAN HET BORDES De pui of het stoepbordes werd geheel vernieuwd en in barokke vormen tegen het gotische stadhuis aangezet. Bij de decoratie in 1751 vormde de pui ook het hoofdaccent in de versiering van de voorgevel. 150

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 176