Een volgende niet minder deftige poort geeft de beelden van Gods dienst en Vrijheid en de portretten van de "voorvaders" van de Prins aan wie - "naast God - de verkrijging en behouding" te danken is van zowel de positie van de gereformeerde religie (die de vorst gaat zweren te zullen beschermen) als van de vrijheid (de privileges die hij krachtens zijn eed zal handhaven en vermeerderen). Bij een volgende poort slaat het beeldwerk op het economische: De personificatie van Zeevaart en Koophandel komen hier aan bod, elk met hun eigen attributen. Tevens worden de vreemde vorsten met portretten geëerd die aan de stad gewichtige priviliges hebben ver leend, met de duidelijke toespeling op de verwachting dat bij de nieuwe vorst op iets soortgelijks wordt gerekend. Het spreekt vanzelf dat ook het verdrag met de Schotten inzake de Schotse stapel te Veere symbo lisch gememoreerd wordt. Het thema van de dan volgende poort, een door een grote naald of piramide bekroonde doorgang, slaat op de visserij, die voordat de koophandel zich ontwikkelde, voor Veere bron van welvaart was. Ook op deze poort weer een zinspeling op de verwachting dat de nieuwe markies in bevordering van de welvaart voor zijn voorgangers niet onder zal doen. Bij de presentatie van dit alles wordt het "antieke" niet geschuwd. De beelden heten Justitia, Religio en Libertas. Verzen van Seneca worden te pas gebracht. Neptunus wordt in al zijn glorie ten tonele gevoerd. Zeevaart en handel heten Navigatio en Mercatura en voor hun uitmonstering wordt gebruik gemaakt van respectievelijk een scheepskroon en een helm van Mercurius. Tritons begeleiden de aan de dagelijkse werkelijkheid ontleende attributen van de visvangst. Regen ten en burgerij zijn uiteraard "Senatus Populusque". Het antiek ver toon gaat nog sterker vormen aannemen als bij de volgende poorten de vorst zelf en zijn gezin aan de beurt zijn om te worden verbeeld. Een inleidende poort roert met speeltuigen en festoenen het thema aan van het "feest". Hij introduceert de roem (niet alleen geblazen door de faam maar ook door Cupido) en laat een "hemels licht" vallen op de ingehaalde vorst (waarbij - men zou zeggen inmiddels ten overvloede - opnieuw de verwachting wordt uitgesproken "dat Friso als zijn vade ren 'Lands welvaart zal betrachten"). De poort die dan volgt vertoont de markiezin in de gedaante van de Liefde (hier mag Seneca weer dienst doen); voor de erfprins - "van 't vaderland den hemel afgebeden, zond hem de Godtheidt als een hemel gaaf beneden" - wordt een beeld van Aeneas opgericht. Hier worden enige gedachten samengevoegd. De bijbehorende tekst zegt dat Willem IV het vaderland redde, zoals Aeneas zijn vader Anchises uit het brandende Troje, tevens is een zinspeling bedoeld op het zoontje van Aeneas. Tenslotte wordt voor het dochtertje Prinses Carolina het beeld van Pallas Athene opgericht: zij zal voor het vaderland een andere Pallas zijn. 159

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 185