33. Jean Louis Vereist leefde van 1694-1752. Hij volgde na een studie in de rechten zijn vader als burgemeester in 1725 op. Vereist was niet alleen een bekwaam maar ook een werkzaam man. Hij stierf het jaar na de inhuldiging. Nagtglas, Levensberichten, 11,831. 34. Bijzonderheden over Lodewijk van Montfoort in Archief ZGW, 1930, 162 en in Ermerins, Zeeuwsche oudheden, [III], 122 en 124. 35. Vlissingen legde de accenten van de versiering op andere onderdelen dan Veere. In Vlissingen werden geen erepoorten opgericht om onder door te trekken. Er stonden wel een aantal versierde praalbogen vóór regentenhuizen, die 's avonds geïllumi neerd waren (in Veere ook, maar wij weten niet hoe die er uit zagen). Ook is in Vlissingen (afgaande op het gedenkboek dat in 1751 geschreven werd door Dan. Theod. Huet over de Vlissingse inhuldiging) meer werk gemaakt van het vuurwerk op de markt en in het bijzonder van het tafelsieraad bij het banket (dat nog ter sprake zal komen). Zie ook: VerknochtGids, 28. 36. In 1749 (op 22 november) mochten, in navolging van andere steden, geen nieuwe luifels en andere bedekte uitsteeksels aan de stadshuizen gemaakt worden; de oude mochten niet meer geschilderd of gerepareerd worden. Als reden werd aangevoerd de grote onregelmatigheid in het straatbeeld, maar vooral hinderden zij het passeren van rijtuigen en met goederen beladen wagens, zo werd gezegd. Fortificatiemeesters werd derhalve verzocht deze uitsteeksels in het voorjaar af te laten breken en ook niet meer aan te brengen. Het is niet onmogelijk dat de op handen zijnde intocht van Willem IV mede de aanleiding vormde tot deze bepaling. 37. Brief van Vereist, gedateerd 21 maart 1751. Koninklijk Huisarchief Inventaris Wil lem IV, Prins van Oranje Nassau, nr. 173-36. 38. Jonkheer Jan van Borssele van der Hooge. Hij was een der gemachtigden tot het sluiten van de Vrede van Aken. Bijzonderheden over hem in Van der Aa, BWN, II, 965. 39. Volgens een bericht van 21 april bestond het gevolg uit: de opperhofmeester Van Burmania, de opperstalmeester Van Grovestins. kamerheer Van Heijden, heer De Back, twee edellieden, drie heren Generaal-adjudanten, een ingenieur, twee secreta rissen (Winter en Horst), een commis, twee klerken, een dokter, vier pages, drie kamerdienaars, een friseur, een kamerlakei, zes gewone lakeien, vier heyducken, twee lopers, vier kamerdienaars van bovenstaande heren, 14 dito knechts. Uit de stal: een onderstalmeester Groos, een fourier, een zadelmaker, drie koetsiers, een zadelknecht, drie postillons en acht rijknechts. Van het departement van de hofhou ding: een dispensier. Uit de keuken: een "mondt-kok" Laurent, idem compagnon, een braadmeester Steenvoord, een bakmeester Sinquain, twee aides en drie jongens. Uit de "officie": Pybinga, Jonge, een onderkeldermeester Van Deventer, een mond- schenker Wiegreste, een zilvermeid, twee linnenmeiden en twee turfdragers. Van de Garde du corps: twee officieren, twee onderofficieren, een trompetter, 30 "guardes du Corps", vijf knechts. Van de Cent Suisses: twee onderofficieren, 16 gemeene, 22 koetspaarden, 18 rijpaarden en kleppers, 40 paarden van de Garde du corps. Voor de stalling van de paarden en koetsen werd een oplossing gezocht bij particulieren, en 22 konden onderdak gebracht worden door het ombouwen van het Giethuis (Geschut gieterij) voor dit doelEen detachement van de Gardes du Corps zou de komst van de vorst te Middelburg afwachten. Er werd tevoren een zg. provinciaal patent aan de Staten van Zeeland gevraagd om het detachement naar Delft te laten marcheren en in Middelburg te ontschepen; ook zullen de koetsen, paarden en bedienden vooruitge gaan zijn. Cat. Van Stolk nr. 4158 geeft voor 1766, toen Willem V in Middelburg kwam, 185 personen en 75 paarden. 177

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 203