meer. Tenslotte vraagt hij om de beoordeling van de directeuren van zijn zeer net uitgevoerde teekening en om terugzending daarvan opdat de stempelsnijder zijn werk kan beginnen. Op 7 januari komt het gevraagde antwoord, waarop Ploos prompt reageert met zijn brief van de 11de. In het algemeen wordt het uitge werkte ontwerp door de directeuren goedgekeurd. Er leven nog wel bepaalde wensen, die echter door Ploos met redenen omkleed van de hand worden gewezen. Een van de wensen was bijvoorbeeld het grave ren van de naam van de winnaar in de rand van de penning; dat voldoet dunk my weinig aan het oogmerk, want wie denkt om de rand te leezen, als hy een penning ziet, en de naam is eg ter geschikt, om met den eerste opslag geleezen te worden, schrijft Ploos. Een andere wens betreft het gebruik van het wapen van Zeeland onder de rots en dat van Vlissingen onder Pallas. Daarop reageert hij met: Het zou eenigzints kunnen voegzaam zyn, dat het wapen van Zeeland onder de rots geplaast wierd; om dat in de deviese Zeiand niet genoemd word, en het genood schap egter die naam speld. Dog onder Pallas, dunkt my, dan alleen, de naam van degeene die d' pryspenning verdiend heeft, moet staan, en boven Pallas, Calcar Honos. Ik spreek naar myn kennis, en zo als ik over de zaaken denk. De wapens der landen en steeden, hebben een andere betrekking tot den aanschouwer, als in de geleerdheid plaats vind, en men misbruikt z' veeityds in de teekenkunst daartoeOok is Uw stad Vlissingen reeds in 't verschiet agter Pallas verbeeld, en op de penning boven de rots gespeldt. Brahé, die bij de titelplaat van de Verhandelingen een gedicht heeft gemaakt, wil dit ook doen bij de afbeelding van de prijspenning; daartoe heeft Brahé een beschrijving van de penning nodig. Ploos wil deze wel geven (ofschoon de penning reeds voor zichzelf spreekt, vindt hij), maar hij wil dan wel vóór het publiceren dit gedicht zien. Eigenlijk voelt hij niets voor deze dichterlijke paraphrase. Uiteindelijk is van dit voor nemen niets terecht gekomen. Van Calker gaat onder het toeziend oog van Ploos naar diens tekening aan het modelleren in was; de voor- en de keerzijde van de penning. Een heel nauwkeurig en tijdrovend werk, waarvan buitenstaanders geen flauw begrip hebben. Naar de stand van zaken gevraagd door Tjeenk probeert Ploos in zijn brief van 15 maart 1770 hem enig begrip bij te brengen. In zijn brief van 9 april bericht Ploos dat hij de laatste correcties heeft aangegeven en dat Van Calker daarmee in het was- model bezig is. Ploos is zeer tevreden: het beloofd veel goeds. Op 15 juni stuurt hij ter goedkeuring de stempelafdrukken in was van de beide zijden van de penning. Omdat de uitvoering van het model getrouw is geschied naar de door de dircteuren goedgekeurde nette tekening is Ploos ervan overtuigd, dat de goedkeuring vlot zal doorko men. Niets is minderwaar. 190

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 216