dheer Nieuwenhuizen en wie is de graveur v Coper?11 Z' zyn beiden nog
niet volleerd in de grondregels, excuseer myn openhartigheid. Z' kunne
in andere zaaken, daarom menschen van groote verdiensten zyn.
Bij Ploos leeft echter nog meer terzakekundige kritiek over de uitvoe
ring van de drukker. Die komt los bij het bezoek van Winkelman op 29
november aan Binnenkant 22 toen het contract met Van Calker gete
kend moest worden.
In zijn nieuwjaarsbrief van 1 januari 1770 aan Tjeenk legt hij - mede op
verzoek van Winkelman - zijn aanmerkingen vast in een 14-tal punten,
die er niet om liegen. Ik zoude niet zoo vry durven zyn, van hierover te
schryven, zoo ik niet verpligt was, om als directeur, het myne tot het
welzyn der Zeeuwsche Maatschappy toe te brengen.
Allereerst het papier. Dit is van zeer slechte kwaliteit en bovendien
heeft de drukker bij gebrek aan voldoende voorraad verschillende
soorten papier gebruikt!
Verder zijn de letter-typen onharmonisch gebruikt en ook nog ver
ouderd (men moet altoos zorge dragen dat een werk van eenige consi
deratie met een nieuwe letter begonnen wierd.). Het op de voorpagina
gebruikte houten vignet is van een zeer ouderwetsen trant en zonder
eenige smaak.
De bladspiegel is te dicht op de rugrand nu is het een onbruikbaar boek,
als het in een Engelsche of Fransche band gebonden wordt.
Ook heeft de drukker weinig oog gehad voor een goede opmaak van de
tekst. O.a. is er onvoldoende aandacht geweest voor spatieregels; nu
staat het als in vraagen en antwoorden.
Over de platen oordeelt Ploos dat zommige gemeen zyn, ja de meeste
slegt gemaakt. En bovendien zijn er een paar niet tegenover de goede
pagina gebonden (de binders zyn meest nog onkundiger, als een party
boekverkopers
Ploos beveelt Tjeenk Wagenaars boek over Amsterdam aan als voor
beeld van goede drukkunst.
Hij heeft nog wel meer noten op zijn zang maar vindt het gezegde
voldoende. Wel wil hij nog over de inhoud van de bundel kwijt, dat hij
deze voor een eerste begin goed vindt, doch laat men tog by het-
plaatsen der stukken letten op het algemeen nut, het oogmerk van 't
genoodschap, en het belang dat het menschdom in het mededeelen
daarvan heeft of kan hebben. Het eerste gaat voor het laasten.
Hij besluit zijn kritiek met: Verschoon my dat ik zo rondborstig spreek;
ik tragt het genoodschap niet te critiseeren, maar haare vermogens
naar myn geringe kragten, volkomener te maaken.
Verbolgen is Ploos als critici van buiten Genootschap-hekelend schrij
ven over de slechte uitgave van de eerste bundel van de Verhandelin
gen. Dit was gebeurd in de editie van 19 maart 1770 (nr. 377) van het
spectatoriale weekblad De Denker. Op de dag van verschijnen schrijft
200