bekende J.F. Rosart) en verschillende letter-typen komen uit de letter
gieterij Gebrs. Ploos van Amstel19. Of Ploos helemaal content met de
uitvoering is geweest, weten wij niet; in verdere correspondentie laat
hij zich er niet meer over uit. Wel heeft hij tot oktober 1771 zijn handen
nog vol aan de uitvoering door Van der Schley van de illustraties en aan
het herstellen van de verstoorde verstandhouding tussen de drukker en
de plaatsnijder, die elkaar de trage gereedkoming van de platen, in feite
veroorzaakt door gebrek aan communicatie, verwijten.
Wat de titelplaat van de Verhandelingen betreft, kan uit de brief van
Ploos aan Tjeenk dd. 23 april 1770 de conclusie getrokken worden, dat
Tjeenk Ploos verzocht heeft eens over een ontwerp van een andere
plaat te denken. Deze wil dat wel doen, doch wil niet het ongenoegen
van de tekenaar H. Nieuwenhuizen en diens vrienden (w.o. Brahé, die
het gedicht bij de plaat maakte) op zijn hals halen. Verscheidene malen
herhaalt Ploos zijn vraag om de goedkeuring voor het ontwerpen van de
bedoelde plaat; een antwoord krijgt hij nimmer. Misschien zat men te
Vlissingen toch tegen een mogelijk onvrede bij Nieuwenhuizen en
Brahé aan te kijken.
VOORSTEL VOOR EEN PRIJSVRAAG
In zijn brief van 23 april komt Ploos tevens naar voren met een ontwerp
vooreen prijsvraag. Dit luidt:
Wat middel is er? om eene stofje te vinden, of uit anderen stofje zamen
te stellen; welke niet schadelyk is, of kan zynaan de gezondheid; en
nogtans, van het zelve gebruik, sterkte, en pry s, inde zamenleeving van
ons land, is; als hetyzer, tin, koper en andere gewoone melallen, by ons
gemeenlyk dienende, tot het vervaardigen van veelerley vaatwerk,
noodzaakelyk, in de kooking, en beryding, van het voetsel en medecy-
nen van menschen en dieren.
Ik heb tot den inhoud van deeze vraage aanleiding gekreegen, uit de
menigvuldige slegte gevolgen, van het gebruik der kopere ketels en
pannen, tot klaarmaaking van spyzen, waarmeede men, inzonderheid
de groote logementen, zeer ruw en slordig te werk gaat, ook heb ik
dikwerf gezien, en, van kundiger dan ik, vernoomen, dat het gebruik
van de gewoone kinderpap met tinne-kommetjes en lepels, aan de
jong-geboornen zeer veel pynen en krimping in de ingewanden veroor
zaakte, en van schadelykegevolgen was, doordien dit van den medicyn
Mr niet was in agt genoomen, maar aan een andere oorzaak verkeerd
wierd toegeschreeven.
Daar diende dan een stofje of compositie uitgevonden te wordendie
van sterkte en gebruik was, als de metallen, en geheel niet, of ten
minsten niet meerder, schadelyk kon zyn, als glas of aardewerk.
NB - Glas kan gruizen, en aardewerk schilferen; dit vermengt werden-
202