HOOFDSTUK 1 INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING Naar de lokale en regionale organisatie van kiesgerechtigden werd nog nauwelijks systematisch onderzoek verricht. Ook in de Algemene Geschiedenis der Nederlanden kan dit oordeel gelezen worden'. Het oudste bekende onderzoek blijkt te zijn van Janssen Perio uit 19562. Van Tijn nam in 1962 en 1965 Amsterdam onder de loupe maar was nog niet op de hoogte van het onderscheid tussen kiezers- en kiesvereni gingen, dat hij pas in 1975 onderkende3. Daarnaast bleken er nog twee dissertaties en een artikel te bestaan, waarin kiezersorganisaties op lokaal niveau aan de orde kwamen4. De wens een kiezersvereniging "van binnenuit" te beschrijven en daartoe een archieije van zo'n vereniging te vinden werd dankzij het Centraal Register voor Particuliere Archieven in Den Haag vervuld. Bijzonderheid was dat het hier een liberale kiezersvereniging betrof. Literatuur over liberale organisatie was bij het begin van het onderzoek nog nauwelijks voorhanden, maar in 1979 en 1980 verschenen maar liefst drie publicaties5. Alle drie behandelden een andere periode dan die, waarin de gevonden kiezersvereniging functioneerde. Het archief van de Middelburgse kiezers vereniging "de Grondwet", 1858-1880, had slechts één aanknopingspunt in de bestaande literatuur en wel de door Tamse uitgegeven Memoires van een "enfant terrible"6. Deze politieke herinneringen van de Zeeuwse liberale afgevaardigde mr. Daniël van Eek aan vijfendertig jaar kamerlidmaatschap, verschaften geen opheldering over de vraag waarom in 1858 een kiezersvereniging te Middelburg werd opgericht. Daarom werd gekozen voor het toetsen van de theorie van Du verger7. Bij het onderzoek naar het ontstaan van een "comité électoral", een kiezersvereniging, werd verondersteld dat de volgende vier factoren van belang waren: a. de lokale omstandigheden, die een overheersende rol speelden ten opzichte van algemene politieke principes zoals bijvoorbeeld het liberalisme; b. de kandidaten die een vriendenkring organiseerden om zich van (her-)verkiezing te verzekeren; c. de rol van de kranten; d. de "bijzondere omstandigheden", bijvoorbeeld de oproep van een centraal kiezerscomité. Kenmerkend voor de politieke organisatie in de decennia na 1848 was de geringe ontwikkelingsgraad van partijen. In het parlement was geen sprake van duidelijk afgebakende groeperingen, laat staan van interne samenhang binnen zo'n "kamerclub". Op lokaal en/of regionaal 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 22