niveau functioneerden in de weken voorafgaand aan verkiezingen soms
verenigingen die in het district de kandidaten stelden. Na de verkie
zingen hoorde men soms niets meer van zo'n organisatie, totdat de
volgende verkiezingen in zicht kwamen. Hadden de kamerleden regel
matige contacten met de personen die zo'n verkiezingscomité of
kiezersvereniging vormden? Deze vraag leidde tot een vijfde hypo
these, die uiteraard alleen voor het hoofd-kiesdistrict Middelburg ge
toetst kon worden8:
e. Vanuit de liberale kamerclub bestond een netwerk van persoonlijke
relaties in de kiesdistricten, waarmee men vanuit Den Haag pro
beerde de kandidaatstelling in de districten te beïnvloeden.
Van kandidaten die een vriendenkring organiseerden om zich van
(her-)verkiezing te verzekeren, waren de voorbeelden tijdens het
onderzoek in Middelburg betrekkelijk eenvoudig te vinden. Mr. D. van
Eek zag zich geconfronteerd met een gering aantal sympathisanten
voor het liberalisme in de Zeeuwse hoofdstad in het verkiezingsjaar
1848, maar hij werd kandidaat gesteld in het hoofd-kiesdistrict Sluis en
vervolgens ook gekozen in het overwegend protestantse deel van
Zeeuws-Vlaanderen. Bij het propageren van liberale denkbeelden in
Zeeland had hij zich in voorgaande jaren bediend van een courant en
het was dus de vraag of Van Eek middelen (nodig) had om na 1848 zijn
herverkiezing te bewerkstelligen.
Mr. G.A. Fokker was de ziel van de kiezersvereniging "de Grondwet",
vanaf de oprichting in 1858 tot zijn overlijden in 1878. In de tussen
liggende jaren heeft Fokker diverse malen de kandidatuur voor het
kamerlidmaatschap op zich genomen en telkens kon hij ten volle re
kenen op de steun van het bestuur van "zijn" vereniging. De twee
voorbeelden van Van Eek en Fokker toonden aan dat het liberalisme
voet aan de grond kon krijgen in Zeeuws-Vlaanderen in 1848, respec
tievelijk in volgende jaren aan invloed kon winnen in het hoofd-kies
district Middelburg. In de literatuur waar over liberalisme als emanci
patiebeweging van de buitengewesten werd gesproken, kwam Zeeland
niet voor in het rijtje van met name genoemde provincies9. Dit was
aanleiding tot een zesde hypothese:
f. Zeeland maakte in 1848 en volgende jaren deel uit van de eman
cipatiebeweging van de buitengewesten, die werd aangeduid als
"liberalisme".
Deze studie is dus een bijzondere vorm van regionale geschiedenis
geworden, namelijk de geschiedenis van een hoofd-kiesdistrict dat
enige decennia als een bolwerk van het liberalisme bekend stond. Het
ontbreken van een handboek voor de sociaal-economische geschiede
nis van Zeeland was een handicap. Uitspraken over demografische
gegevens en de sociale achtergrond van belangrijke handelende perso-
5