notabelen-elite aan te tasten door de belangrijke politieke functies
in ruime mate open te stellen voor liberale leden van de burgerij. Bij de
praktische toepassing van liberale beginselen wensten de conservatief-
liberalen meer dan de liberalen rekening te houden met bijzondere
omstandigheden en situaties en met wat zij beschouwden als nationale
belangen en tradities14. Vandaar ook dat sommigen van hen niet
schroomden om zich in te laten met de aprilbeweging. Deze groot-
protestantse actie, beter gezegd agitatie in 1853, was een beweging van
conservatieve en conservatief-liberale notabelen, krachtig gesteund
door dominees en "kleine luyden", onder het patronaat van de reactio-
nair-conservatieve koning15. De aanleiding was het herstel van de
bisschoppelijke hiërarchie in Nederland, die door antipapisten werd
voorgesteld als een poging tot rekatholisatie van een protestantse natie.
De oorzaak was het benoemingsbeleid dat werd gevoerd door het
eerste ministerie Thorbecke (1849-1853). Vele conservatieven en con-
servatief-liberalen meenden dat zij niet meer zeker konden zijn van hun
functie in provinciaal en/of gemeentelijk bestuur. Bovendien bedreigde
het voorstel van nieuwe armenwetgeving de onafhankelijkheid van de
lokale geestelijke armenzorg door notabelen en regenten '6. Terwijl veel
liberalen de nieuwe grondwet als een geschikt uitgangspunt voor ver
dere liberale hervormingen zagen, beschouwden de conservatief-libe-
ralen de totstandkoming van de grondwetsherziening in het algemeen
meer als een, althans voorlopig, eindpunt. Daarop diende een periode
van consolidatie te volgen.
In de periode 1853-1862 hebben de conservatief-liberalen een uitermate
belangrijke rol gespeeld in het Nederlandse politieke leven. De kabi
netten van die tijd zijn met uitzondering van het ministerie Van der
Brugghen (1856-1858) van overwegend conservatief-liberale kleur ge
weest. Als voorzitter van de tweede kamer fungeerde doorgaans één
der hunnen. Omstreeks het midden van de jaren zestig zijn ze van het
politieke toneel verdwenen door samen met de conservatieven op te
gaan in een groepering die men de conservatieve partij zou kunnen
noemen17.
Een theoretisch conservatisme werd reeds in 1849 aangehangen door
mr. G. Groen van Prinsterer. Hij idealiseerde de patriarchale verhou
dingen en corporaties uit het verleden. Geïnspireerd door een calvinis
tische overtuiging en met behulp van ideeën uit het buitenland, pleitte
hij vooreen bezield en authentiek orthodox christelijk geloof18. Niet in
overeenstemming met zijn anti-revolutionaire wereldbeschouwing
achtte hij het ongeloof, de Franse revolutie die daar een gevolg van
was, de volkssoevereiniteit en de grondwet van 1848. Eenmaal aan
genomen heeft ook Groen de nieuwe constitutie niet meer ongedaan
willen maken. Wel was hij degene die Thorbecke het meest systema
tisch heeft bestreden. Tegenover de aprilbeweging was zijn houding
16