grondwet"25. Een tweede, aanvankelijk naamloze vereniging bestond
uit conservatieven en anti-revolutionairen. In de loop van 1851 scheid
den hun wegen. Het reglement van "de Grondwet" van 28 april 1852
propageerde de "handhaving en ontwikkeling in eenen gematigden
geest, der beginselen van de bestaande grondwet". De derde vereni
ging noemde zich "Nederland en Oranje" en het reglement bevatte een
stringente politieke "geloofsbelijdenis", die voor joden, katholieken
en vele protestanten niet aanvaardbaar was. De aprilbeweging in 1853
leidde tenslotte tot de oprichting van een vierde, rooms-katholieke
kiezersvereniging, "Regt voor Allen", in 1854. De "Vrijzinnige Kie-
zers-Vereeniging" ging in 1855 over tot ontbinding. Het restant van de
politiek actieve liberalen sloot zich aan bij "de Grondwet" teneinde
daar invloed uit te oefenen, maar ze maakten geen schijn van kans26.
Behalve in het jaar 1853 lag de gemiddelde jaarlijkse opkomst der
stemgerechtigden bij de verkiezing van de leden van de tweede kamer
voor Amsterdam steeds onder de 50%. Bij de gemeenteraadsverkiezin
gen was de belangstelling zelfs nog geringer. Tot en met 1858 had de
conservatieve vereniging "de Grondwet" het proces van de kandidaat
stelling en verkiezingen vast in handen. In januari 1859 ontstond een
breuk waardoor een nieuwe conservatieve kiezersvereniging "Am
sterdam" in het leven werd geroepen en "de Grondwet" een gematigd
liberale richting uitging. Tot het midden van de jaren zestig behoefden
de heersende kringen van Amsterdamse conservatieven en conserva-
tief-liberalen echter geen wezenlijke aantasting van hun machtspositie
te vrezen. Bij velen heerste bij voortduring het besef dat regeren en
besturen zaken waren van "de Heeren" en dat het mensen van mindere
stand niet paste zich daarmee te bemoeien. Vandaar ook dat bij
degenen die het stemrecht hadden en er gebruik van maakten, de
neiging sterk bleef om aanbevelingen te volgen die ondertekend waren
door klinkende namen uit het Amsterdamse maatschappelijke leven27.
In januari 1866 werd onder de naam "Burgerplicht" een nieuwe liberale
vereniging definitief gevestigd. In de loop der jaren bleek dat een soort
osmose plaats vond tussen "de Grondwet" en "Burgerplicht". Vele
leden waren van beide verenigingen lid. Het programma van "Burger
plicht" ontwikkelde zich in een vrij radicaal-liberale richting. In het
programma van 1871 kwamen onder meer voor de volledige scheiding
van kerk en staat, de zorg voor goed, goedkoop en waar nodig koste
loos onderwijs van overheidswege, uitbreiding van het kiesrecht door
verlaging van de census, het "sociaal vraagstuk" en de invoering van
een algemene directe rijksbelasting "op den grondslag van het ver
mogen of de inkomsten"28. De radicale toon werd echter meer bepaald
door het optreden van een kleine groep voormannen dan door een
overtuiging onder de kiezers. De radicale stemming die onder allerlei
volksgroepen te Amsterdam was gebleken, ebde weer weg sinds het
20