22 conservatief-liberalen (ondanks afkeer van politieke-partijorganisatie) ook onder een stelsel van direct kiesrecht zeer wel in staat waren hun garen te spinnen. Zoals in paragraaf 1 al werd geschreven, waren de conservatief-libera len vóór 1848 geporteerd voor verkiezingen met één trap. Zij wensten met andere woorden het stelsel van de kiezerscolleges zoals dat func tioneerde bij de verkiezing van kandidaten voor het lidmaatschap van de stedelijke raad, aan te passen en in praktijk te brengen bij de verkiezingen van kandidaten voor het lidmaatschap van de provinciale staten, dan wel de tweede kamer. Op dit punt onderscheidden zij zich zeer duidelijk van de liberalen. Nauwer dan het gros van de liberalen waren zij gelieerd aan de notabelen-elite, voor zover ze daar al niet deel van uitmaakten. De conservatief-liberalen waren vertegenwoordigers bij uitstek van de belangen der in het toenmalige Nederland zo talrijke renteniers. In hetzelfde vlak lagen uiteraard hun uitnemende relaties met de Amsterdamse handels- en bankierswereld. Dit "juste milieu" vertoonde onmiskenbaar Hollandse trekken. Het Nederlandse liberalisme omstreeks het midden van de negentiende eéuw was in menig opzicht een emancipatiebeweging van de buiten gewesten tegenover het nog steeds toonaangevende Holland met zijn machtige commerciële en financiële belangengroeperingen. Het steunde op delen van de gezeten en van de "midden" burgerij, alsmede van de welgestelde boeren in heel Nederland, met name ook op intel lectuelen en beoefenaars van vrije beroepen. Op economisch terrein waren zij onvoorwaardelijk aanhangers van de vrijhandelsbeginselen, meer dan de conservatief-liberalen. Zij waren veel feller gekant tegen de lokale notabelen-oligarchie. Soms slaagden zij in het opzetten van een georganiseerde oppositie en dat werd het begin van een partij vorming aan de basis32. Na 1850 hebben de conservatief-liberalen en de notabelen-elites in de kiesdistricten nog lange tijd een zeer aanzienlijke invloed op de politiek uitgeoefend. Men zou kunnen stellen dat daar waar het politieke be wustzijn ontbrak het ideaal van de conservatief-liberalen, namelijk de verkiezingen met één trap werd verwezenlijkt. "Want het eigenlijke 'werk', dat wil zeggen de selectie van en de propaganda voor de kandidaten beperkte zich tot de toen wel zeer kleine kring van leden van de kiezersverenigingen, waarin het eigenlijke politieke leven ge concentreerd was". Omstreeks 1856 was ook de werkzaamheid dier verenigingen tot een minimum geslonken33. Uit de literatuur was in 1858 en 1859 de oprichting van enige kiezers verenigingen op te maken: "Amsterdam" in de hoofdstad en "Een- dragt maakt macht" in Delft34. Niets was bekend over de reële aan leiding en evenzeer was de vraag of elders acties werden ondernomen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 40