de krant fungeerde als de spreekbuis voor Zeeuws-Vlaanderen, het buitengewest bij uitstek. Weliswaar was de Vlissingse Courant ook een klankbord voor politiek-liberale gedachten geworden, maar daarbij kon men in eenzelfde editie over één ondeiwerp bijdragen van tegen gestelde inhoud en strekking naast elkaar aantreffen. Boze opzet en buitengewone vinnigheid strookten niet met het karakter van de krant die, nadat Van Sorge de redactie had verlaten, stuurloos bleef rond dobberen voor de rede van Vlissingen20. In januari 1846 werd de krant gedagvaard wegens het plaatsen van een artikel waarin over de leden der tweede kamer werd gesproken als "opgedrongen" vertegenwoordigers. Mr. D. van Eek nam de ver dediging op zich en sloeg tevens de hand aan het roer van de periodiek21. Het gehalte van de ingezonden stukken steeg en in de plaats van schuilnamen als Doom, Distel en Netel kwam men de namen tegen van liberalen als mr. G.A. Fokker, Ph. J. Bachiene en natuurlijk mr. D. van Eek. Een artikel over "De aftreding des ministers Van Hall" leidde in 1848 tot een tweede proces, dat uiteindelijk werd gevolgd door algehele kwijtschelding van straf door de koning22. Op het tijdperk Van Sorge volgde een korte periode van oppositie zonder duidelijke richting. Van 1846 tot en met 1848 kreeg de krant een uit gesproken politiek-liberaal karakter. De Vlissingsche Courant ont wikkelde zich van de spreekbuis voor een buitengewest en een klank bord voor andermans ideeën tot een medium dat de overtuiging van een politiek-bewuste redactie weergaf. Op 13 september werd de lezers medegedeeld dat de uitgave van de krant werd overgebracht van Vlissingen naar de stad waar de redactie woonde en werkte: Middelburg. In het vervolg zou ook een andere naam gedragen worden, namelijk die van Zeeuwsche Courant. De provinciehoofdstad was daarmee verdeeld in twee journalistieke kampen, namelijk het ene van de conservatieve en semi-officiële Middelburgse Courant en het andere van de liberale Zeeuwse. De redactie van de laatste werd gevoerd door mr. A.F. Sifflé, mr. D. van Eek en F.H. Batenburg. De derde van dit trio was conrector te Middelburg en zijn naam zou na 1848 spoedig in de vergetelheid raken. Van Eek begon in dat jaar zijn carrière als liberaal kamerlid en vestigde zich het volgende jaar als advocaat en volksvertegenwoordiger in Den Haag. Sifflé was een man van de middelmaat, niet zo zeer wegens geestelijke vermogens alswel wat betreft karakter en handelen in het openbaar. Hij werd in 1801 geboren in Middelburg, ging daar naar school en bereidde zich in deze stad ook voor op de academische examens. Zijn ouders waren namelijk bevreesd de zachtzinnige jongen in Leiden te laten studeren. Driejaren later volgde hij zijn vader op als notaris, maar had geen drukke praktijk. Vijfjaren na zijn huwelijk met Cornelia Maria Udemans uit Goes werd hun enige zoon geboren in 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 46