genomen en heeft ook handtekeningen verzameld. De twee petities
kwamen bij de tweede kamer binnen in de zitting van 20 juni 1848. De
beide gelijkluidende petities van Sifflé en Van Eek waren in twee
opzichten uniek. Allereerst doordat deze, gezien de tekst, géén deel
uitmaakten van een bredere liberale campagne maar uitsluitend aan een
Zeeuws initiatief te danken waren. Ten tweede behoorden ze tot de
weinige adhesiebetuigingen, die tussen 13 mei 1848 en 20 juni 1848 bij
de kamer binnen kwamen zonder kritiek op het ministerie van Donker
Curtius en het ingediende wetsontwerp29. Mr. A.F. Sifflé en mr. D. van
Eek hebben hun geestverwant mr. D. Donker Curtius wellicht een
genoegen gedaan door hem zo ronduit te steunen.
Behalve tekstueel waren de Middelburgse petities interessant uit het
oogpunt van de sociale herkomst van de ondertekenaren. Doordat bij
de namen ook beroepen werden vermeld was het mogelijk een indruk te
krijgen van de bevolkingsgroep die het liberalisme aanhing. Uit de
bijlagen 2.a. en b. bleek dat geen der ondertekenaars heeft vermeld in
enige bestuurlijke functie werkzaam te zijn. Bij Van Eek was de grote
burgerij niet of nauwelijks vertegenwoordigd. Hij ging langs bij de
kleine middenstand en de (welgestelde) boeren. Sifflé heeft wellicht de
lijst op een sociëteit ter tekening gelegd. Gegoede burgerij en intellec
tuelen maakten ruim twee-derde van zijn medestanders uit. De beide
Middelburgse petities bevestigden het algemene beeld van het liberalis
me als een beweging, voortgekomen uit de gezeten- en de middenbur
gerij alsmede de welgestelde boeren en met name ook intellectuelen en
beoefenaars van vrije beroepen, gevestigd in de buitengewesten.
Nadat Van Eek in 1848 was gekozen tot afgevaardigde in de tweede
kamer der staten-generaal en in 1849 naar Den Haag verhuisde, bleef de
Zeeuwsche Courant achter met een romp-redactie. Sifflé bleek nauwe
lijks in staat een zelfstandig blad in stand te houden en het aanknopen
van banden met het provinciaal en later het stadsbestuur deed zijn blad
meer kwaad dan goed. In 1860 ging de krant roemloos ten onder30. Een
ander blad, dat weliswaar veel ouder was, maakte juist in het begin van
de jaren vijftig een ontwikkeling door, die tot gevolg had dat de vlam
van het liberalisme door nieuwe journalistieke fakkeldragers werd
overgenomen.
De Middelburgsche Courant was in het leven geroepen door een daar
toe strekkend besluit van de raad der gemeente op 25 maart 1758. Na de
Franse tijd en in de eerste helft van de negentiende eeuw kwam het
aantal abonnees nauwelijks boven de 500 uit. Gebrek aan onderne
mingsgeest bij de uitgevers, geringe groei van de Middelburgse bevol
king, geografisch isolement en technische factoren waren natuurlijk
algemene verklaringen. De functie als stadscourant, tot uiting komend
in het jaarlijks betalen van de recognitie en de verplichting tot het gratis
plaatsen van publicatiën waren echter voorwaarden die een zelfstandi-
30