ge groei en bloei in de weg stonden31. In 1849 werd de officiële band
voor het laatst door een raadsbesluit bekrachtigd.
De gemeentewet van 1851 bepaalde dat de raadsvergaderingen in het
openbaar moesten worden gehouden en de courant begon verslagen af
te drukken, die waren gemaakt door N. Bal Snijders. Het gemeente
bestuur was hier bepaald niet gelukkig mee en de raad was van mening
dat, hoewel de gemeentewet de inning van recognities verbood, de
gemeente op verzoek van belanghebbenden in 1849 een overeenkomst
was aangegaan. Het conflict spitste zich toe op een rekening van de
gemeente aan de uitgevers van de krant, "wegens opbrengst der stads
courant over den jare 1852". De hoge raad oordeelde dat de rekening
weliswaar betaald moest worden, maar ook dat het recht tot "uitgave
eener courant, niet moet worden verward met het recht tot uitgave van
een blad, dat als officieel blad door een bestuur kan worden uitgegeven
en door zijn karakter aan de uitgevers voordelen kan verzekeren"32.
Tussen stadsbestuur en Middelburgse Courant kwam het tot een breuk
en de Provinciale Zeeuwse Courant stond klaar om de functie van de
stadscourant over te nemen en daarmee de eigen ondergang tegemoet
te gaan. Onder de hoofdredaktie van H.P. Abrahams (1853-1874) en
vervolgens H.L.F. Pisuisse (1874-1882) heeft de Middelburgsche Cou
rant een liberale koers gevaren en slaagde de redactie er regelmatig in
bijzonder bekwame en talentvolle journalisten aan te trekken.
Na al het voorgaande kon op nog een prefiguratie van liberale organi
satie worden gewezen. Het was in 1847 dat liberalen in het huis van
Sifflé bijeen kwamen ten bate van een vooroverleg met het oog op de
benoeming van kiezers voor de gemeenteraad. Blijkbaar waren in de
gemeentepolitiek de partijen scherp tegenover elkaar komen te staan,
want in de volgende periode van 1848 tot 1880 werd nagenoeg het
gehele bestand aan patriciërs en regenten uit de gemeenteraad van
Middelburg vervangen door een volksvertegenwoordiging die geacht
kon worden meer representatief te zijn voor de stedelijke burgerij en
het wettelijke land. Men herinnere zich uit hoofdstuk 2, paragraaf 2, dat
door de grondwetsherziening van 1848 het directe kiesrecht was in
gevoerd, wat vooral consequenties had voor de samenstelling van de
tweede kamer en de provinciale staten. Met de kieswet van 1850 werd
een halve census bij verkiezingen voor de gemeenteraad geïntrodu
ceerd en bovendien ging de patentbelasting meetellen bij het vaststellen
van de totale aanslag in de directe belastingen33. Men zou kunnen
spreken van een "tweede revolutie" op het lokale niveau. Blijkbaar
werden enige leden van de Middelburgse burgerij zich pas in 1857 ten
volle bewust van de mogelijkheden die door de grondwet en de kieswet
werden geboden. Op 17 juli 1857 kwamen in de concertzaal zeventien
personen bijeen en mr. G.A. Fokker voerde als eerste het woord34. Op
zijn voorstel werden mr. A.F. Sifflé en mr. D.A. Berdenis van Berle-
31