de kandidaatstelling voor verkiezingen enige continuïteit te brengen,
maar daarbij de zekerheid te hebben dat de kosten der vergadering over
een minimum aantal deelnemers konden worden verdeeld39.
Vóór 1858 waren er dus drie momenten waarop het politieke libera
lisme in Middelburg zich deed gelden. Voor het eerst trad het heel
schuchter naar voren omstreeks de jaarwisseling van 1844/1845. In
paragraaf één van dit hoofdstuk werd geschreven dat een aantal juristen
aan de arrondissementsrechtbank van plan was het negen-mannenvoor-
stel met een petitie te ondersteunen. In 1847 kwamen stemgerechtigden
in een vergadering bijeen om over kandidaten voor het kiescollege te
beraadslagen. In 1848 zonden de Middelburgse liberalen hun petities
aan de tweede kamer en Van den Broecke trad op als voorzitter van de
liberale voorlopige kiezersvergaderingen (hoofdstuk 5, paragraaf 2). In
1857 bloeide het Middelburgse liberalisme ten derde male op; net als
tien jaren tevoren vormde de gemeentepolitiek de aanleiding tot
kiezersoverleg.
De kranten die aan de verspreiding van liberale ideeën in de Zeeuwse
hoofdstad hebben bijgedragen waren achtereenvolgens de Vlissing-
sche, de Zeeuwsche en de Middelburgsche Courant. De laatste was de
spreekbuis van de liberalen die in 1858 hun kiezersvereniging op
richtten.
3. KIEZERSVERENIGING "DE GRONDWET" VAN 1858 TOT 1875
Voor het begrijpen van de sfeer waarin de liberale kiezers vereniging
"de Grondwet" te Middelburg in het leven werd geroepen is enige
aanvulling noodzakelijk op de economische achtergronden, die in de
eerste paragraaf van dit hoofdstuk werden geschetst. Zoals gezegd
geraakten in de eerste helft van de negentiende eeuw de oude Zeeuwse
handels- en havensteden in een steeds diepergaande staat van verval,
zodat de Middelburgse stadsgeneesheer Coronel omstreeks het midden
van de eeuw in zijn gemeente met bijzonder schrijnende voorbeelden
van armoede werd geconfronteerd40. In de loop der jaren vijftig werden
de vooruitzichten op verbetering van het economisch lot van de pro
vincie steeds ongunstiger en één van de oorzaken daarvan was de
ontwikkeling van het beleid, dat door de Nederlandse Handel-Maat-
schappij (N.H.M.) werd gevoerd. De statuten van de N.H.M. bepaal
den dat doel van deze instelling was "...aan die steden, welke het
voornaamste belang bij handel en scheepvaart hebben, de zekerheid te
verschaffen dat zij een billijk aandeel in de voordelen, die de maat
schappij afwerpt zullen genieten..."41. Middelburg had het recht be
dongen op twee-veertigste in de bevrachtingen en retouren van de
33