Het economisch-emancipatiestreven kon buiten de provincie niet op een enthousiast onthaal rekenen. De stad Rotterdam vreesde zo moge lijk in nog sterkere mate dan Antwerpen de toekomstige concurrentie van Vlissingen en Middelburg. Het intrekken van de concessie voor de afdamming van het Sloe door het minderheidskabinet Van der Brug- ghen op 4 mei 1858 was een politiek succes van de Maasstad. Vele Zeeuwen vroegen zich af of de fatale beslissing ongedaan zou worden gemaakt toen de commissaris van de koning in de provincie Zeeland, jhr. mr. J.G.H. van Tets van Goudriaan, op 12 mei 1858 tot minister van binnenlandse zaken werd benoemd in het kabinet van Rochussen en Van Bosse. Iedere vorm van optimisme bleek ongegrond zodra bekend werd dat de nieuwe regering onderhandelde over een concessie voor de zogenaamde Zuiderlijnen en dat volgens de voorwaarden pas zes jaren na de voltooiing van het traject Rotterdam-Venlo een begin zou worden gemaakt met een zijtak naar Middelburg. De Zeeuwen waren furieus en schenen alle vertrouwen te verliezen in de politici waarvan men had gemeend dat zij de Zeeuwse belangen zouden behartigen. Twee vertegenwoordigers van de Middelburgse burgerij gaven uiting aan de gevoelens van teleurstelling en frustratie, die in de hoofdstad van het geïsoleerd gelegen gewest heersten44. Onder het pseudoniem Zelandus schreef dr. J.C. van den Broecke een brochure, Zeelands vernedering, waarin hij citeerde de woorden waar mee Van Tets van Goudriaan eerder in het jaar afscheid nam van Zeeland, de provincie waar "nevens de zucht tot vrijheid, die den Nederlander past, eerbied voor de wet, liefde voor den Koning en zijn doorluchtig Huis, ontzag voor de overheid heerscht". Maar, ging Van den Broecke voort, men worstelde gedurende een reeks van jaren, om Zeeland uit dien staat van afzondering te voeren, welke aan zijne toenemende kwijning een einde maken kan... Voorwaar, Zeeland is geen Surinaamsche plantage, de Zeeuwen zijn nog geen verhandelbare voorwerpen, die met gebukten hoofden en met gevouwen handen zich aan de slagen van onbarmhartige meesters onderwerpen. Ik herhaal het: de aangevangene strijd zal en kan in Zeeland niet verflaauwen... Doch wenschen wij voor 's lands rust dat de stem der regtvaardigheid gehoor vinde en het beroep van zoo velen op Z.M. onzen Koning niet vruchteloos worde bevonden"45. Deze brochure bevatte naar negen- tiende-eeuwse begrippen wel zeer dreigende taal voor een Open brief aan de Zeeuwsche afgevaardigden der Staten-Generaal, betrekkelijk den Zeeuwsch-Limburgschen Spoorweg, Middelburg, 1858. Het was de stad Rotterdam, het was het gewest Holland met het oude Amsterdam, het was de regering in Den Haag zelfs, die het op de Zeeuwen en hun hoofdstad had gemunt. Eén enkele eruptie bracht de Middelburgse vulkaan niet tot bedaren. De makelaar J.J. de Kanter had ook al jaren ongenoegen opgekropt over de monopoliepositie waarnaar 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 53