Destond het bestuur voor twintig procent uit juristen en telde men onder
de leden zeker twintig meesters in de rechten.
Handelend optreden in gevallen waarin door het reglement niet was
voorzien, bleek regelmatig een probleem. Gegroeide praktijken werden
zo mogelijk in nieuwe bepalingen vervat. Niet voor niets was er wel
sprake van de "wet" van de vereniging. Het eerste exemplaar van 1858
was in diverse opzichten onrijp. De tekst uit 1861 gaf beter het karakter
van de vereniging weer. De leden werden bij het uitbrengen van hun
stem niet meer moreel gebonden aan de kandidaat der vereniging. Niet
uit de formele reglementswijzigingen, maar juist uit de discussies en
polemiek daaromheen, trad de ware identiteit van een kiezersvereni
ging naar voren52.
Een politiek programma hebben de reglementen nooit bevat. Het credo
was, bij de kandidaatstelling "op geene andere personen acht te geven
dan die haar als eerlijk, ijverig, bekwaam en aan den constitutionelen
regeringsvorm gehecht bekend zijn, en van wie men de bevordering der
algemeene, gewestelijke of plaatselijke belangen in vrijheidslievenden
zin meent te kunnen verwachten"53. Op het eerste gezicht zouden niet
alleen liberalen maar ook conservatief-liberalen en zelfs conserva
tieven in 1858 bereid zijn zich onder deze banier te verzamelen. Er
waren echter redenen om de liberaliteit hoog in het vaandel te voeren.
Bewust stelde men de algemene publieke belangen op de eerste plaats,
om die van het gewest en de stad daarop te laten volgen. De gedachte
aan vervanging van volksvertegenwoordigers had aan de oprichting
van de vereniging direct ten grondslag gelegen en was mede te verkla
ren uit een traditie van gewestelijk particularisme, economisch libera
lisme en het liberalisme als proces van politieke emancipatie van de
buitengewesten.
Zeer opmerkelijk was het voorstel van mr. Ph. van den Broecke in de
vergadering van 29 mei 1858 om te bepalen dat, indien twee-derde of
drie-kwart der vergadering geen kandidaatstelling wenselijk achtte, de
aftredende leden van de volksvertegenwoordiging op nationaal, pro
vinciaal of gemeentelijk niveau geacht zouden worden de kandidaten
der vereniging te zijn54. Van de liberaal van het eerste uur was dit
waarschijnlijk een proefballonnetje waarmee hij poogde de conserva
tieven binnen de vereniging uit de tent te lokken. Het is hem op dat
moment niet gelukt. Wegens het aftreden volgens rooster van F. Nagt-
glas werd Van den Broecke op 30 mei 1861 tot lid van het bestuur
gekozen. Wellicht kreeg hij behoefte aan meer duidelijkheid. De vol
gende maand schreef het bestuur aan de leden: "Wanneer toch van de
34 leden slechts 18 of 20 ter vergadering opkomen en een Kandidaat met
de volstrekte meerderheid dezer laatsten, dus met 10 of 11 stemmen
benoemd wordt, is het niet zeker dat die Kandidaat niet twee-derde der
leden van de Vereeniging tegen zich heeft en kan men van hem niet met
38