onder de invloed scheen te raken van een "demoraliserende partij
geest, een geest die er in ons land doorgaans toe leidt om iemands
liberaliteit niet af te meten naar zijne vrijzinnige beginselen en hande
lingen, maar te toetsen aan de meer of mindere gehechtheid die hij
voorgeeft te hebben voorden persoon van den Heer Thorbecke... Een
ellendig schibboleth, dat aan de verspreiding en ontwikkeling der vrij
zinnige beginselen niet weinig schade heeft berokkend"68. Nagtglas
nam uitdrukkelijk afstand van het liberalisme dat hij steeds meer zag als
"...letterknechterij, welke doorgaans den vorm boven het wezen stelt,
de menschheid aan een machtspreuk opoffert, en de maatschappij,
waarvan zij het eigenlijke leven niet ziet of niet wil opmerken, door
regelementen zou willen hervormen... die bemoeizieke regeerduivel,
die zich nog wel in liberaal pak verschool en dan op de vroegere
aristocraten smaalde..." Nagtglas had kritiek op de "wetenschappe
lijke lieden", die waren "verdiept in scherpzinnige middelen om aller
lei denkbeeldige struikelblokken op te ruimen" en had als remedie
tegen de verstarring en lethargie gezien om meer leden te zoeken onder
"middelmatige menschen onbezorgder en gewoon meer te rekenen
op hun kracht en vaardigheid om de struikelblokken, als deze zich
mochten voordoen, op te ruimen"69.
Nagtglas had zijn brief geschreven na zijn bedanken en naar aanleiding
van hetgeen hem uit de vergadering ter ore was gekomen. Mr. W.C.
Borsius, voorzitter, meende dat oordelen over personen binnen de
vereniging dienden te blijven en gaf er zijn leedwezen over te kennen
dat gegevens waren uitgelekt. Naar aanleiding van Nagtglas' analyse
was de vergadering wel van mening dat "in de tegenwoordige omstan
digheden het vooral wenselijk is, dat de handelsstand in den gemeente
raad meer dan tot nu toe worde vertegenwoordigd"70. Het bestuur
meende ook wel dat een impuls nodig was om de vereniging ook in de
toekomst politieke invloed te doen uitoefenen, maar het elitair-sociaal
karakter wenste zij niet op te geven. Meer heil werd gezien in de
suggestie van mr. G.A. Fokker: "het uitbreiden dezer vereeniging ook
tot buiten deze gemeente"71.
De notabele heren van "de Grondwet" te Middelburg waren de pro
vinciale staten van Zeeland steeds belangrijker gaan achten als kies
college voor de eerste kamer der staten-generaal72. Bij verkiezingen
voor het lidmaatschap der tweede kamer wenste men meer invloed te
kunnen uitoefenen op de publieke opinie in Zeeuws-Vlaanderen. Als
gemis werd tenslotte gevoeld dat men niet de mogelijkheid had de leden
der vereniging in de gelegenheid te stellen zich persoonlijk omtrent de
gevoelens van hen die naar de eer der benoeming streefden, te ver
gewissen73. De veranderingen die in 1870 in het reglement werden
aangebracht waren:
42