Twee belangrijke stappen op de weg naar politieke partijvorming. Het
voornaamste was dat de kiezersvereniging nu een kiesvereniging zou
worden.
Kiezers-vereeniging kan niets anders beteekenen, dan vereeniging
van kiezers, zoodat daardoor van zelf ieder die geen kiezer is van het
lidmaatschap is uitgesloten. Dat niet-kiezers daarin ook niet behooren,
wordt voldoende bewezen door de geschiedenis van den oorsprong der
in ons land bestaande Kiezers-vereenigingen"83. En wat gebeurde er
als niet-kiezers werden toegelaten? "Dan staat ontbinding der vereeni
ging "de Grondwet", die wel is waar ook nu en dan echec geleden
heeft, maar toch veel goeds gedaan heeft aan de liberale partij, voor de
deur. Burgerplicht te Amsterdam en de kiesvereeniging in Gorkum
mogen geschoeid zijn op de leest ook hier door mr. Swaters gewenscht,
de wenschelijkheid om eene dergelijke vereeniging hier ter plaatse op te
rigten zal hij daar laten, maar zeker is dat onze vereeniging daar niet toe
geroepen is"84.
Mr. Swaters en enige bestuursleden sputterden op 3 februari 1875 nog
even tegen maar de vergadering besloot met 13 tegen 4 stemmen om op
eigen schreden terug te keren; men wilde kiezersvereniging blijven. De
conservatieve reactie van mr. G.A. Fokker met behulp van een eigen
circulaire en een pleidooi in de bijzondere ledenvergadering slaagde
niet volledig. Graag had Fokker de mogelijkheid tot het beleggen van
"meetings" opgeheven gezien en tevens wenste hij de procedure voor
wijziging van het reglement aanzienlijk te verzwaren, doch leden en
bestuur vonden dat niet nodig. Hetgeen niet wegnam dat "de Grond
wet" te Middelburg in nog sterker mate dan voorheen als de kiezers
vereniging van mr. G.A. Fokker persoonlijk beschouwd kon worden.
Zoals we hiervoor al zagen was de rol van het kiezerscollege van vóór
1848 in 1858 overgenomen door de kiezersvereniging. Het essentiële
verschil lag in het feit dat de kandidaatstelling zich niet beperkte tot
vacatures in de gemeenteraad, maar zich uitstrekte tot verkiezingen
voor de provinciale staten en de tweede kamer der staten-generaal. Het
vasthouden aan de wettelijke bepalingen ten aanzien van het kiesrecht
door Fokker in 1875 getuigde van zijn oud-liberale opvatting. Enkele
jaren tevoren had Thorbecke al gewaarschuwd dat hij het woord
"conservatief beschouwde als "een eeretitel voor zoveel die aan
duidt, dat men de levenskracht behouden wil; de slechte zin begint
eerst waar het conservatisme strekt om natuurlijken groei te belem
meren"85. In de jaren zeventig was de invloed van "de Grondwet" aan
het tanen en Fokker stelde zich op tegen de maatregel die de vereniging
nieuw leven had kunnen inblazen. De man die zijn leven lang als
liberaal bekend stond, vertoonde een conservatieve starheid waar het
zijn liberale kiezersvereniging betrof. De stagnatie in de ontwikkeling
van het politiek liberalisme in het hoofd-kiesdistrict Middelburg werd
45