in 1875 op pijnlijke wijze aangetoond door de verkiezingsnederlaag van
mr. J.P.R. Tak van Poortvliet. De daaropvolgende inzameling van
handtekeningen voor het gevallen kamerlid was in feite een bescha
mende vertoning. In vergelijking tot 1848 hadden vele liberalen zich een
bestuursfunctie verworven86. Het belang van politieke samenwerking
werd uit het oog verloren. Door een samenloop van omstandigheden
was het liberalisme in het hoofd-kiesdistrict Middelburg nog één maal
in staat tot het leveren van een opmerkelijke prestatie met de verkiezing
van mr. G.A. Fokker voor een zeer tijdelijke kamerlidmaatschap in
1875.
De geschiedenis van "de Grondwet" kon worden ingedeeld in een
aantal fasen, waarbij de overgangen min of meer samenvielen met de
grote reglementswijzigingen. Na de aanloopfase van kiezersvergade
ringen in 1857 was er een eerste periode van strenge discipline in de
jaren van 1858 tot 1861. Daarop volgde een tijdperk van liberale eenheid
en successen. In hoofdstuk 5, paragraaf 2 wordt verhaald hoe het
kamerlid Slicher werd vervangen door een afgevaardigde van meer
liberale signatuur. De verkiezingen na de kamerontbindingen van 1866
en 1868 werden glansrijk doorstaan en voor slechts enkelen waren er
redenen om voor het lidmaatschap van de vereniging, die zij als te
gematigd beschouwden, te bedanken.
In 1870 opende het reglement ook voor kiesgerechtigden buiten de stad
Middelburg de mogelijkheid om lid van de vereniging te worden. Dit
was uitsluitend de opheffing van een beperking in geografisch opzicht,
want het bestuur wenste het sociaal-elitair karakter van de vereniging
te handhaven en in politiek opzicht was men in Middelburg oud-libe
raal. Het een en ander nam niet weg dat in 1870 voor de tweede kamer
een typisch vertegenwoordiger van het jong-liberalisme door de ver
eniging werd gekandideerd en door de kiezers van het district werd
gekozen.
De tegenstelling tussen oud- en jong-liberalisme, de verstarring der
geesten bij de eersten en de minderheidspositie van de laatsten, kwam
in 1875 tot uiting. Het voorstel de kiezersvereniging te doen overgaan
tot een kiesvereniging naar het voorbeeld van "Burgerplicht" (Amster
dam, 1866 en Rotterdam, 1868) werd verworpen. Men koesterde liever
een alternatieve oplossing voor het probleem dat "de Grondwet" nau
welijks nog groei van het ledental kende. Daarover de volgende en
laatste paragraaf van dit hoofdstuk.
46