Mr. Ph. van den Broecke was een man die onvermoeid ijverde voor de toepassing der vrijzinnige beginselen in het regeringsbeleid en meer malen werd hij aangezocht voor plaatsen in het stads- of het staats bestuur. Om zelfs de schijn van zelfverheffing te vermijden heeft hij die steeds van de hand gewezen9. Toen de grondwetsherziening tot stand was gekomen en nieuwe verkiezingen moesten worden uitgeschreven, was hij wel bereid het voorzitterschap van de voorlopige kiezersverga dering op zich te nemen. Tot een eerste bijeenkomst werd opgeroepen door de Zeeuwsche Courant van 5 november 1848 en op 11 november benoemden de aanwezigen in het Schuttershof een bestuur10. In de Middelburgsche Courant verscheen een oproep aan "alle Kiesgerech tigden, die verlangen mede te werken tot eene getrouwe en vrijzinnige ten uitvoerlegging der Grondwetom op 17 november bijeen te ko men". Mr. D. van Eek had inmiddels aan Van den Broecke geschreven zich in het algemeen belang verplicht te achten "om. welke ook de uitslag van zijne candidatuur in het vierde district zijn mogt, aan de vergadering te verzoeken, dat zijn naam voor het eerste district in geene aanmerking kwame". De 105 aanwezigen op de vergadering gingen er ieder toe over om vier namen op een biljet te plaatsen, waardoor een grostal tot stand kwam dat veertig namen telde. De belangrijkste daarvan waren (met stemmental en functie): mr. J.J. Slicher van Domburg 55: lid tweede kamer mr. A.F. Sifflé 29: advocaat en notaris mr. G.A. Fokker 29: procureur jhr. mr. M.C. Paspoort van Grijpskerke: 28: burgemeester mr. J.R. Thorbecke 23: hoogleraar Ph. J. Bachiene 20: inspecteur der registratie mr. S. de Wind 19: vice-pres. prov. gerechts hof' 2 Op 20 november werd de vergadering voortgezet om het grostal te reduceren tot een viertal en op een vierde bijeenkomst vijf dagen later kwamen als kandidaten voor het lidmaatschap der tweede kamer J.J. Slicher van Domburg en prof. J.R. Thorbecke uit de bus. Als kandi daten voor het lidmaatschap der eerste kamer werden twee bekende aristocraten benoemd. Op de vergadering van 25 november waren aanvankelijk 109, later zelfs 112 kiezers aanwezig. Van den Broecke besloot met een toespraak waarin hij zich afvroeg of alle aanwezigen wel bezield waren geweest met het doel. namelijk getrouwe en vrij zinnige ten uitvoerlegging der gewijzigde grondwet. "Maar zeker is het, dat hij, die met een ander doel hier werkzaam was, deze zaal nimmer had behooren binnen te komen, want zijn binnentreden was een grove belediging voorde kern der burgerij, welke ik hier verzameld zie, en aan wier hoofd te staan mij de schoonste eere was... Maar wat hiervan ook zijn moge, onze candidaten durf ik zonder vrees voor 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1981 | | pagina 71