uit hun eigen kring afkomstig kandidaat. Tenslotte nam hij op de lijst
van hoogstaangeslagenen in de provincie Zeeland altijd nog een zeven
endertigste plaats in20. Ook was hij onder het oude regime al door
provinciale staten naar de tweede kamer afgevaardigd. Voor mr. D. van
Eek had of zocht men in Middelburg geen alternatief. In 1850 werd
Slicher moeiteloos herkozen en in 1852 kon de tegenkandidaat mr. G.
Groen van Prinsterer zijn positie als vertegenwoordiger van het district
niet werkelijk bedreigen.
Na de verspreiding van het Utrechts manifest van 1853 met de oproep
over te gaan tot de oprichting van kiezersverenigingen, bij voorkeur
onder de naam van "Koning en Vaderland", gaven vooral de predi
kanten zich veel moeite21. Door middel van een advertentie werd de
kandidatuur van mr. C.W.E. Vaillant aanbevolen en in een afzonder
lijke circulaire werd mr. P.J. Elout van Soeterwoude genoemd. In de
Middelburgsche Courant verschenen anonieme stukken, waarin met
instemming werd geciteerd uit een brief van de synodale commissie der
N.H. Kerk: "Zie niet voorbij, dat sommigen onheilig vuur op het altaar
hebben gebrand. De geschiedenis van ons Vaderland verheft hare stem
ter waarschuwing, dat godsdienstige en kerkelijke geschillen tot partij
leus, noch tot masker van staatkundige bedoelingen misbruikt
worden"22. Bij de opgewonden stemming achtte Van den Broecke het
onverstandig en overbodig een kiezersvergadering bijeen te roepen.
"Ik kon mij zeiven niet voorstellen, hoe een enkel kiezer, die vroeger
de thans afgetredene vertegenwoordigers, de heeren mr. J.J. Slicher
van Domburg en D. van Eek, had gekozen, onder omstandigheden als
de tegenwoordige, een oogenblik in zijne aanstaande keuze zou kunnen
wankelen. De eenige vraag toch, welke de kiezers zich zeiven hadden
voor te stellen, scheen mij deze te zijn: Wilt gij behouden wat u in de
vier laatste jaren is geschonken?... dan is een duizendvoudig JA mijn
antwoord"23. Bij een opkomstpercentage van 69,0% stelde Slicher
reeds bij eerste stemming in 1853 zijn kamerzetel veilig. Met 52,6% van
de geldig uitgebrachte stemmen stond hij met de hakken net over de
sloot. Voor de verkiezing van Van Eek was een herstemming nodig; zie
hoofdstuk 5, paragraaf 5.
Net als de meeste kamerleden had Slicher trouw Thorbecke gevolgd;
hij moest wel, zolang in Middelburg Van den Broecke de kiezers
vergaderingen leidde! Na de aprilbeweging verliet hij het liberale kamp
om op 16 december 1853 zijn steun te betuigen aan het conservatief-
liberale kabinet Van Hall24. Hij stelde wel als eis, dat de regering aan de
nieuwe grondwet een eerlijke uitvoering zou geven, maar tevens zei hij
zich niet gebonden te achten aan welke partij of regering dan ook en
slechts naar geweten zijn stem uit te brengen. Zijn politiek geweten
werd gevormd door de belangen van zijn achterban, het kiesdistrict dat
hij vertegenwoordigde. Met het bepleiten van algehele vrijheid voor
55