Fokker benadrukte dat het hier niet betrof een "casus pro amico". Bij
de stemming brachten drieëntwintig aanwezigen hun stem uit, waarvan
op Tak veertien, op Pické zeven en op Nagtglas twee. Naast de plaat
sing van de gebruikelijke advertentie zou ditmaal ook nog een strooi
biljet worden uitgegeven48. Daarin werd de aangekondigde kandida
tuur van Van Tets voor de liberalen onaannemelijk verklaard, de kan
didatuur van Nagtglas beschouwd als meer berustend "opgronden van
persoonlijke welwillendheid en genegenheid dan van politieke strek
king" en over Pické opgetekend, "dat hij thans voorde betrekking van
lid der tweede kamer niet in aanmerking wenscht te komen"49. Dat
vader Tak uitgestrekt grondbezit in Zeeland had, kon moeilijk gelden
als een verdienste van de zoon of als een belangrijke verklaring voor
zijn verkiezing50. Het was vooral de steun van mr. G.A. Fokker die de
verkiezing van Tak mogelijk gemaakt heeft. Allereerst stelde Fokker
voor om "de Grondwet" te verrijken met kiezers van buiten Middel
burg. Ten tweede was Fokker er tijdens de regering van het tweede
kabinet Thorbecke toe overgegaan om tussentijds af te treden en be
pleitte in alle rust de kandidatuur van zijn opvolger in de vergadering
van de kiezersvereniging waar hij bijzonder invloedrijk was. Ten derde
verschenen naast de gebruikelijke advertenties in de kranten een twee
tal brochures waarin mr. J.P.R. Tak bij de kiezers werd aanbevolen. De
verkiezingen in het hoofd-kiesdistrict Middelburg op 11 oktober 1870
leverden het bijzondere bewijs voor de stelling dat degene(n) die het
proces van de kandidaatstelling beheerste(n) daarmee de verkiezings
uitslag bepaalde(n).
In de tweede kamer sloot mr. Tak zich aan bij de jong-liberalen, die in
kracht wonnen door mr. J. Kappeijne van de Coppello's wederoptre-
den in 1871 en die met mr. S. van Houten het derde kabinet Thorbecke
(1871-1872) menig onaangenaam ogenblik bezorgden. De verwerping
van het wetsontwerp tot heffing van een inkomstenbelasting was aan
leiding tot uitgebreide gedachtewisseling in de kiezersvereniging "de
Grondwet"De heer Snijders stelde in een motie voor dat de vereniging
'aan de beide voor dit District afgevaardigde leden der 2-e Kamer haar
leedwezen betuige, dat zij na eerst vóór het beginsel eener inkomsten
belasting te hebben gesprokenlater hunnen stemmen tegen Art. 1 van
het Regeeringsontwerp hebben uitgebragt"51. Voorzitter Pické wees
erop dat de kamerleden niet op hun vingers getikt konden worden
omdat ten eerste de vereniging geen politiek programma had, ten twee
de de vereniging weliswaar kandidaten had gesteld, maar dat daarbij
van aanbieding noch van aanname der kandidatuur sprake was geweest
en ten derde de leden der vereniging eensgezindheid moesten tonen. De
heer Fokker erkende dat de liberalen in de kamer verdeeld waren, maar
meende dat die onenigheid niet in het land gebracht moest worden en hij
64