zag ongaarne een veroordeling van de houding van de heer Tak! "De
Grondwet" ging niet naar het voorbeeld van "Burgerplicht" in Am
sterdam ertoe over een politiek programma op te stellen52. Terwijl
maatschappelijke tegenstellingen en conflicten steeds meer aanleiding
gaven tot het doen van duidelijke politieke keuzen en het opstellen van
een programma, behield de oud-liberale kiezersvereniging in Middel
burg het karakter van een oude-herensociëteit waar alleen werd ge
praat.
Bij het vervullen van zijn mandaat trad bij Tak zijn voorliefde voor de
belangen van handel, scheepvaart, verkeer en nijverheid op de voor
grond. Hij streed voor de haven van Vlissingen en deed, met andere
kamerleden, tevergeefs een voorstel om een stoomvaart in het leven te
roepen van daar naar Noord-Amerika. Later, in 1875, gelukte het om
door oprichting der stoomvaartmaatschappij "Zeeland" de haven van
Vlissingen te verbinden met Queensborough. Van het begin af aan zat
Tak in het bestuur van die maatschappij53. Voor Zeeuwse liberalen
mocht Tak een man van betekenis heten, zodat hij bij het periodiek
aftreden in 1875 door "de Grondwet" met unanieme stemmen als
kandidaat werd gesteld54.
Bij eerdere gelegenheid in 1874 was door mr. Fokker naar voren ge
bracht dat het niet passend zou zijn wanneer de vereniging kandidaten
zou stellen die clericaal waren55. De confessionelen moesten dus zelf
voor hun eigen kandidaten opkomen en bij de tweede-kamerverkiezing
van 1875 deden zij dat, door iedere kiezer een manifest toe te zenden,
waarin de candidatuur van jhr. mr. J.L. de Jonge werd aanbevolen. De
liberalen gingen daarop over tot het plaatsen van een advertentie in de
Middelburgsche Courant, welke behalve door liberalen, ondertekend
was door enige invloedrijke, als conservatief bekend staande ingezete
nen56. De meer directe benadering van kiezers door de confessionelen
had op 8 juni 1875 succes en Tak zou aan het einde van het parlemen
tairejaar 1874/1875 moeten wijken voor De Jonge. De liberalen, die op
1 juli 1875 hun wonden likten meenden "dat de stand der partijen steeds
meer nadert naar de grote afscheiding: clericaal of anticlericaal". Er
werd voor gepleit "om nu gebleken is dat de conservatieven tegen de
clericalen vóór de liberalen partij kiezen, ook van liberale zijde eenige
toenadering te toonen" (schoolkwestie)57. Er werd nog wel toe overge
gaan door middel van een handtekeningeninzameling uiting te geven
aan teleurstelling en spijt over het onvoldoende voeren van verkie
zingsactie, maar in feite was dit optreden beschamend. Uit de petitie
bleek de gevestigde positie van de Middelburgse liberalen. Wat begon
nen was als emancipatiebeweging in 1848, was in 1875 een groepering
van gezeten burgers die te traag reageerde op signalen uit de samen
leving58. Het onderzoek te Middelburg leverde dus een bevestiging op
van het algemene beeld dat er bestond ten aanzien van de ontwikkeling
van het liberalisme.
65