van de Middelburgsche Kiezersvereeniging De Grondwet, Rombach,
en Snouck Hurgronje"80.
Pické stelde op 9 februari 1877 dat het wenselijk was in een vroegtijdig
stadium met de voorbereiding van de werkzaamheden voor de ver
kiezing van een lid der tweede kamer te beginnen. Twee jaar tevoren
was immers een smadelijke en onnodige nederlaag geleden en een
herhaling moest voorkomen worden. Bovendien zou na de oprichting
van de Vereniging voor Volksonderwijs in het westelijk deel van
Zeeuws-Vlaanderen en van "Plicht en Recht" te Vlissingen aan enige
samenwerking gedacht kunnen worden. Op de vraag hoe men dacht
over Van Eek als kandidaat voor het lidmaatschap der tweede kamer
antwoordde J. Otto Risseeuw: "Buiten twijfel is hij de man des volks,
en van alle liberalen, en dezer steun, zal hij onverdeeld hebben"81. Een
wat grotere deputatie uit Zeeuws-Vlaanderens westelijk deel die op I
maart 1877 vergaderde gaf echter uiting aan bezwaren, maar zou de
kandidatuur Van Eek niettemin ondersteunen omdat geen andere kan
didaten gesteld konden worden!82. Men besefte de rijen in 1877 te
moeten sluiten, omdat anders de clericalen nog meer terrein zouden
winnen.
Een feestelijke huldiging viel Van Eek ten deel toen hij in 1879 een
dertigjarige parlementaire loopbaan achter de rug had. Enige vrienden
en belangstellenden uit Middelburg hadden zich ertoe verenigd om 13
februari 1879 niet ongemerkt voorbij te laten gaan. Van Eek ontving een
bokaal uit kristal en zilver en een album met handtekeningen83. "Bij het
diner, aangeboden door Van Eek zaten degenen aan die in onze tegen
woordige kamer de oude garde van 1849 vertegenwoordigen, ...terwijl
de aanwezigheid van eenige dames aan het feest een karakter van
gezelligheid gaf, dat aan zuiver parlementaire diners minder eigen is...
en eindelijk, misschien om aan dit feestmaal van parlementaire vete
ranen het nog niet 'mondig' geachte volk achter de kiezers niet geheel
onvertegenwoordigd te laten, de hoofdredacteur der Middelburgsche
Courant"84. Van Eek heeft vervolgens nog vijf jaren de functie van
kamerlid bekleed. Bij verkiezingen na de kamerontbinding van 1884
behaalde hij in eerste instantie geen volstrekte meerderheid en bij
de herstemming op 11 november 1884 verwierf de anti-revolutionair
L.W.C. Keuchenius genoeg stemmen om Van Eek van zijn zetel te
verdringen. Het volgende jaar heeft Van Eek geen kandidatuur voor
Dokkum willen aannemen. In de laatste jaren van zijn leven vielen hem
nog vele eerbewijzen ten deel. Zo kreeg hij bijvoorbeeld in 1886 bericht
van benoeming tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letter
kunde te Leiden. Daan van Eek overleed op 13 maart 1895 in Den Haag.
Gedurende de jaren 1850 en 1860 waren de liberalen geleidelijk aan vele
openbare functies en ambten gaan bezetten. Vanuit hun gevestigde
71