voormalige kiezerscolleges overnam. De vereniging te Haarlem heette
betekenisvol "Eendracht"3. In Assen suggereerde de aristocratische
oligarchie enige mate van liberaliteit met de naam "de Grondwet"4.
"Bijbel, Vaderland en Oranje" was een anti-revolutionair initiatief dat
vooralsnog tot Utrecht beperkt scheen te blijven5. Het eveneens anti
revolutionaire "Nederland en Oranje" kwam onder meer voor in Den
Haag en Scheveningen; opmerkelijk was dat het reglement sprak van
afdelingen en een centraal bestuur6. Tot nu toe is alleen van "Koningen
Vaderland" bekend dat deze verenigingen voortkwamen uit een natio
nale verkiezingsactie. Inventarisatie van lokale kiezersverenigingen op
naam zou belangrijke indicaties kunnen geven voor grootschalige ver
kiezingsactie van ouder datum dan 1853.
Door een aantal factoren is het ontstaan van samenwerkingsvormen
onder de kiezers en de organisatie van kiesgerechtigden vertraagd. In
het algemeen moest gedacht worden aan de wijze van indelen van
kiesdistricten en de wettelijk voorgeschreven periodieke herziening.
De voorbereiding van de verkiezingen voor de drie niveau's van ver
tegenwoordiging diende onafhankelijk van elkaar plaats te vinden.
Voor gemeenteraadsverkiezingen was het aantal kiezers het grootst
vanwege de lagere census. Bij verkiezingen voor provinciale staten en
tweede kamer was de census wel gelijk, maar was de indeling der
kiesdistricten verschillend. Tenslotte waren de notabelen die in de
kiezersverenigingen de toon aangaven afkerig van straffe (partij-)
organisatie7.
Het conservatief-liberale ideaal van verkiezingen met één trap werd na
1853 bijna overal in praktijk gebracht. Alleen werden degenen die de
kandidaatstelling in handen hadden niet gekozen, maar hadden zij
zichzelf met het eigenlijke werk belast. In de plaats van het kabaal in de
kiezerscolleges en (voorlopige) kiezersvergaderingen was het be
schaafd overleg van de heren in hun deftige sociëteiten gekomen. De
overgrote meerderheid van de kiesgerechtigden stond hierbuiten en
binnen de clubs waren het in zeer veel gevallen kleine groepen van
personen die in staat bleken het "pays légal" binnen en buiten de
kiezersverenigingen naar hun hand te zetten. Zij traden als het ware op
als de directeuren der verkiezingen en van hun beslissingen gaven zij
kennis via de pers. In feite was het stelsel van rechtstreekse verkiezin
gen na 1853 teruggebracht tot een getrapt, temeer daar buiten de ver
enigingen om hoegenaamd geen kandidatuur kans van slagen had8.
Waar geen kiezersvereniging voorhanden was, bestond een conser
vatieve praktijk waarbij de zittende afgevaardigden bij hun periodiek
aftreden eenvoudigweg werden herkozen. Het scheen er bij de kiezers
weinig meer toe te doen of een kamerlid nu tot de conservatieven of de
liberalen gerekend moest worden. Zo was de situatie in Middelburg aan
het einde van de jaren vijftig.
74