over de kandidaatstelling bij tweede-kamerverkiezingen in de jaren
zeventig was steeds de vraag of de betrokkene afkomstig was uit het
district en daar goed bekend stond. Voortgezet onderzoek naar
kiezersverenigingen zou tot de conclusie kunnen leiden dat liberale
kamerleden de beste kansen hadden in het district waar zij waren
geboren en/of langdurig woonden. Interessanter werd de verklaring
voor de verkiezing van personen die met het district dat hen verkoos
geen relatie uit hoofde van geboorte of langdurige bewoning hadden.
Bijvoorbeeld bij de anti-revolutionaire kamerleden uit de jaren
zeventig bleek een duurzame relatie tussen district en afgevaardigde
niet aantoonbaar. Wat waren de middelen en methoden waarmee
bijvoorbeeld de anti-revolutionairen de verkiezing van hun kamer
leden bewerkstelligden en wat stelden de liberalen daartegenover?
Het toelaten van niet-kiesgerechtigden als leden van een liberale
organisatie was voor de oud-liberalen een ongerijmdheid. De kies
vereniging was misschien een poging van jong-liberalen om "het
volk achter de kiezers" niet bij voorbaat van zich te vervreemden en
kwijt te raken aan de jonge confessionele organisaties die zich
begonnen te ontwikkelen omstreeks 1870.
f. Het liberalisme van 1848 en volgende jaren was in belangrijke mate
een emancipatiebeweging van de buitengewesten, zoals Groningen,
Overijssel, Gelderland, Limburg en Brabant. Zeeland verkeerde in
een ambivalente positie, doordat het qua ligging en bestaansbronnen
traditioneel zoveel met Holland gemeen had. Wat betreft economi
sche ontwikkeling was de handel van Middelburg echter verre bij die
van Amsterdam en Rotterdam ten achter geraakt en de landbouw
van Zeeland werd gedomineerd door de akkerbouw, niet door de
veeteelt zoals in Holland. In de negentiende eeuw waren de Zeeu
wen zich er sterk van bewust dat hun handel kwijnde, werd bedreigd
en terzijde gesteld door het optreden van kooplui en handelaren uit
met name Rotterdam en ook Amsterdam. De plannen Dronkers uit
de jaren veertig steunden op ideeën ontsproten uit het Engelse
economisch liberalisme. De Zeeuwen namen met overtuiging deel
aan de emancipatiebeweging van Nederlandse buitengewesten in
1848. De kiezersvergaderingen te Middelburg in 1850 en 1852 waren
liberaal op grond van de politieke verklaring, die vooraf van de
kiezers werd geëist. Vóór 1853 en van 1862 tot 1875 zond het district
uitsluitend liberalen naar de tweede kamer. Van 1848 tot 1884 was
Van Eek bij voortduring liberaal Zeeuws afgevaardigde, die er bij
voorbeeld in 1853 blijk van gaf zich niet te willen neerleggen bij de
dominante rol waarnaar de Hollanders schenen te streven.
76