II. DE STERRENKUNDIGE BELANGSTELLING IN ZEELAND IN DE 18E EEUW Alhoewel de ontwikkeling en het gebruik van planetaria volgens de Leidse wetenschaps-historicus C.A. Crommelin geen 'jota' heeft bij gedragen tot de ontwikkeling van de astronomie, valt de vervaardiging van planetaria toch niet los te zien van een zekere sterrenkundige belangstelling'. Voor de uitleg van het zonnestelsel kan een plane tarium immers uiterst verhelderend werken, en vandaar dat grote sterrenkundigen zoals Kepler en Huygens zich toch ook met de samenstelling van planetaria hebben bezig gehouden. Hoe was het derhalve gesteld met de sterrenkundige belangstelling in Zeeland omstreeks de tijd dat dit planetarium is vervaardigd? Als een zeevarend volksdeel kon aan de Zeeuwen uiteraard een zekere astro nomische belangstelling niet ontzegd worden. De sterrenkunde was immers broodnodig voor een juiste navigatie. Toch heeft Zeeland geen grote sterrenkundigen voortgebracht, al heeft de Middelburgse predikant Philippus Lansbergen (1561-1632) een zeer verdienstelijke bijdrage geleverd tot de aanvaarding van het stelsel van Copernicus in de Nederlanden2. Maar ook voor en na Philippus Lans bergen zijn er Zeeuwen geweest, die de sterrenhemel intensief be studeerd hebben, en die daarmee de belangstelling voor het 'Hemelse Raderwerk' in deze gewesten levendig hebben gehouden3. In de achttiende eeuw heeft de Middelburgse Stadsarchitect Jan de Munck (1687-1768) daarbij een leidende rol gespeeld4. Door zijn succesvolle carrière als architect en handelsman was De Munck in staat om als liefhebberij een sterrenkundig observatorium in te richten naast zijn fraaie woonhuis aan het Molenwater te Middelburg. Een toren van ruim 70 voet ca. 24 meter) vormde de bekroning van dit obser vatorium, waarop De Munck vanaf 1736 tot aan zijn dood in 1768 vele astronomische waarnemingen verricht heeft. Enkele daarvan zijn ook gepubliceerd. Zo liet De Munck in 1742 voor eigen rekening een honderdtal exemplaren drukken van een 'Verhan deling en Afbeelding van den overgang van Mercurius over de Zon'. Meer van dergelijke uitgaven volgden in de jaren daarop5. De laatste (uit 1761had eveneens betrekking op een passage van een planeet over de zonneschijf. Conjuncties zoals deze genoten in de achttiende eeuw over geheel Europa een geweldige belangstelling, onder meer in verband met pogingen om zeer nauwkeurig de afstand van de aarde tot de zon te bepalen6. (Een fundamentele astronomische constante.) Overigens liet De Munck bij zijn waarnemingen ook buitenstaanders toe, zoals blijkt uit een curieuze 'memorie' van Mr. Daniël Rader- macher, heer van Nieuwerkerke (1722-1803), een der deelnemers aan 74

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1982 | | pagina 104