Het observatorium van Jan de Munck aan het Molenwater te Middelburg het gebeuren van 1761. Rond de eeuwwisseling weet hij zich daarvan nog het volgende te herinneren7: 'N.B.: Het is nu ruijm 40 Jaaren geleden dat Ik op het Observatorium van den Astronomist de Heer J. de Muncq de Planeet Venus heb zien passeeren over de vuurige Schijv Van de Son. Die Schijve was zoo groot als een groote ronde mans Snuijfdoos, en Venus rond, en niet grooter als de kop van een luijerspeld, en zoo zwart als een kladjen Inkt. Waar uijt het proefondervindelijk consteerd, dat het een Corpus Opacum en een duijster en geen lichtgevend lichaam is. Een familielid van deze Radermacher had trouwens in 1747 weten te bereiken dat De Munck door de stadhouder Prins Willem IV tot diens 'Astronomicus en Observateur in de Hemelloop- en Sterrekunde' was benoemd. Een ere-titel, die De Munck vol trots op zijn publicaties vermeldt. Verder zou De Munck ook nog uitvoerig gecorrespondeerd hebben met verscheidene 'Koninglyke Akademien, Genootschappen en byzondere Hoogleeraren'8, waarvoor Nagtglas in 1865 de namen invult van de bekende Franse astronoom Jacques Cassini (1677-1756) en de Nederlandse hoogleraren Petrus van Musschenbroek (1692- 1761), Willem Jacob 's-Gravesande (1688-1742) en Johan Lulofs (1711- 1768), alsmede de wetenschappers Nicolaas Struyk (1687-1769) en Dirk Klinkenberg (1709-1799)9. Misschien dat bij een uitvoerige studie over de persoon van Jan de Munck nog iets van deze briefwisseling zou zijn te achterhalen. Het zou zeker de moeite waard zijn. 75

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1982 | | pagina 105