wege de stadhouder verkregen titel 'Oculist van zyne Doorluchtige
Hoogheid'.
In het kader van dit verhaal verdient hij een plaats vanwege zijn in 1757
gepubliceerde 'Beschryving eener Hemel-Globe, van eene fraaie vin
ding, waarvan de Polen der dagelykse omwenteling kunnen worden
verandert'14. Zijn brede belangstelling strekte zich dus ook tot de
astronomie uit, al is het op dit gebied bij deze ene publicatie gebleven15
Met Nettis opent dan een lange rij van natuurwetenschappelijk geïnte
resseerde predikanten, die zich in de tweede helft van de 18e eeuw op
Walcheren zullen manifesteren.
Tot deze categorie behoort ook Josua van Iperen (1726-1780), predi
kant te Lillo (aan de Schelde) en Veere. Evenals Nettis was hij lid
van verschillende wetenschappelijke genootschappen, zoals de Hol-
landsche Maatschappij der Wetenschappen en het Zeeuwsch Genoot
schap der Wetenschappen16. Deze in Middelburg geboren Van Iperen
promoveerde in 1752 te Groningen tot doctor in de Wis- en Natuur
kunde op een 'Dissertatio philosophica inauguralis, de Mundi mecha-
nismo', een onderwerp dat al iets van zijn belangstelling verraadt.
Terug in Zeeland publiceert hij in 1758 enige 'Redenkundige Beden
kingen over de Cometen en Niewe Sterren'17.
Een wel zeer opmerkelijke vermenging van zijn interesse met zijn
beroep als predikant treffen we aan in zijn ongepubliceerde voordracht
voor het Zeeuwsch Genootschap, getiteld 'Een Verhandeling over de
Geboortestar van onzen Zaligmaker'1S.
Met deze voordracht voor het Zeeuwsch Genootschap komen we dan
als vanzelf bij de Verhandelingen van dit wetenschappelijk instituut.
Ook deze verhandelingen besteden in de 18e eeuw regelmatig aandacht
aan astronomische onderwerpen, al is daarbij van een bijzondere be
langstelling geen sprake. Vaak betreft het zelfs mededelingen die reeds
elders gepubliceerd zijn19.
Zo maakt in 1773 Pieter Boddaert melding van een overgang van Venus
over de Zon, waargenomen te Philadelphia, welke mededeling 'ge
trokken' is uit het'Engelsch werk vanJ. Ewing'. Datzelfde jaar schrijft
de Utrechtse hoogleraar J.F. Hennert (1733-1813) over de ware ge
daante van de aardbol, gevolgd in 1775 door een dergelijke beschou
wing, waarin de consequenties van de onzekerheid over de vorm van de
aardbol voor de astronomie en de navigatie worden uiteengezet.
In 1782 is er opnieuw een bericht van P. Boddaert, ditmaal over de
planeet Saturnus, terwijl in dezelfde jaargang J.P. Fokker (1755-1831),
de zojuist benoemde lector in de wis-, natuur- en sterrekunde aan de
Illustere School te Middelburg, over een tweetal recent ontdekte
kometen schrijft. Het jaar daarop volgt een verhandeling van zijn hand
over de planeet Mercurius.
77