veild in 1798) wel zo'n 'Snijtuig om raden te snijden' aan7. Dit apparaat is stellig gebruikt bij de vervaardiging van het planetarium, en gezien de datering van de genoemde zonneklok uit de Statenzaal is het zelfs mogelijk dat ook dit uurwerk in de werkplaats van Van de Perre is vervaardigd. Zakelijk gezien moet het planetarium voor Van den Eeckhout trouwens wel een succes zijn geweest. Niet alleen zal hij het nodige hebben ontvangen als vergoeding voor de vervaardiging van het werkstuk, maar bovendien leverde het uurwerk hem tot aan zijn dood ook nog een vast inkomen op. Iedere veertien dagen moet het uurwerk immers worden opgewonden, en ieder jaar dienen er de nodige correcties te worden uitgevoerd. Wie kan dat beter doen dan de vervaardiger van het planetarium? Na de voltooiing van het geheel, wanneer het 'ten alge- meenen nutte' geplaatst wordt in 'een der beste vertrekken van het Museum Medioburgense'8, gaat Van de Perre dan ook een contract aan met Van den Eeckhout voor het onderhoud en het opwinden van zijn planetarium. Voor ieder jaar ontvangt Van den Eeckhout achttien Zeeuwse Rijks daalders. Wel dient Van den Eeckhout dan tevens toe te zien op het schoonhouden en luchten van het Kabinet van Naturaliën van het Middelburgse Departement van het Zeeuwsch Genootschap, dat in dezelfde ruimte is ondergebracht9. Vooral dat laatste doet hij echter slecht. In de vergadering van het Departement op 3 maart 1790 wordt door de secretaris meegedeeld dat hij 'tot zijn leedwezen had gezien, dat verscheidene zaaken, vooral van de opgezette vogels aanmerkelijk waren beschadigd'. Vooral het vocht had veel kwaad gedaan. Het vertrek was dan ook niet behoorlijk gelucht, en bovendien was er 'den ganschen winter' nog geen vuur in aangelegd. De secretaris had dit doorgegeven aan Van de Perre, 'aan wien de opperdirectie van het Museum is opgedragen', en die het bericht 'met het uiterste leedweezen vernam'. Een kwalijke zaak, inderdaad! Van den Eeckhout werd dan ook ogenblikkelijk op het matje geroepen. De sleutels werden van hem gevorderd, en de taak van het luchten en schoonhouden van het Kabinet opgedragen aan George Einwaechter10, de custos van het Museum. Na een flinke schrobbering mocht Van den Eeckhout nog van geluk spreken dat de zorg over het Planetarium toch nog aan hem bleef opgedragen. Kort hierna, op 8 april 1790 overleed Van de Perre. De regeling met Van den Eeckhout bleef niettemin van kracht. Voor tien Zeeuwse Rijksdaalders per jaar verzorgde hij het planetarium, alleen nu (vanaf 1 mei 1791) in dienst van het Middelburgs Departement van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen'1 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1982 | | pagina 115