waard gebleven, die in 1786, na de voltooiing van het werkstuk, zijn vervaardigd. Wie de architect ook mag zijn, hij heeft in ieder geval een stijlzuiver werkstuk ontworpen. De strakke, symmetrische vormgeving met het spaarzaam gebruik van ranke guirlandes, vlechtbanden en tandlijst- ornament verraadt direkt de periode van ontstaan als die, welke kortweg wordt aangeduid met de stijl 'Lodewijk XVI'. Slechts de allegorische beeldengroep bovenop het planetarium zou men ook eerder in de eeuw hebben kunnen aantreffen. Niettemin past deze groep goed in het ontwerp, en vormt ze een logische bekroning van het meubel. Overigens valt het aan de vormgeving op, dat de architect zich bij zijn ontwerp in de eerste plaats heeft laten leiden door de wens een monumentaal gedenkstuk te vervaardigen. Hierop wijst althans het feit dat bij het oorspronkelijke, complete meubel het eigenlijke planetarium aan het oog onttrokken is. (Zie afb. 8.) Slechts na verwijdering van een achttal afdekstukken wordt dit gedeelte toegankelijk. (Zie afb. 10; vrijwel gelijk aan de huidige opstelling.) In de afgesloten toestand is alleen nog iets van de planeetbolletjes waar te nemen via een glazen raamwerk boven in het deksel. De hoge positie van dit raam doet vermoeden, dat het meubel oorspronkelijk ont worpen is met het oog op een latere plaatsing in een ruim trapportaal, of in het centrum van een amphitheater. Voor zover bekend heeft het planetarium echter nooit op een dergelijke plaats gestaan. Een andere mogelijkheid is dat een en ander slechts een uitvloeisel is van een door de techniek aan het ontwerp voorgeschreven randvoor waarde. De hoogte van het voetstuk wordt immers in belangrijke mate bepaald door de gewenste valhoogte van het klokkegewicht. De overige maten van het meubel sluiten daar dan logisch op aan. 90

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1982 | | pagina 120