V. DE ONTVANGST VAN HET PLANETARIUM DOOR TIJD GENOTEN A. DE REACTIES OP WALCHEREN In de inleiding is al iets genoemd van de reacties die het planetarium op Walcheren heeft losgemaakt. Over reacties van buitenstaanders is helaas niet veel bekend. Reisverslagen die melding maken van dit planetarium zijn ons niet onder ogen gekomen1Toch schijnt het werk stuk aan diverse bezoekers van Walcheren getoond te zijn. Dit blijkt onder meer uit het volgende getuigenis van Ds. Krom, die in zijn voordracht voor het Zeeuwsch Genootschap de lokale trots duidelijk weet te verwoorden: 'Het stuk toch, Myne Heeren, is (gelyk ik van elk vemeeme) wegens verscheidene byzonderheden welke er op te zien zijn, eenig in zyn soort. Het wordt wegens de vinding en kunst bewonderd van alle Liefhebbers. Vreemdelingen, die van verre komen, (en waarvan ik meer dan eens getuige was) beschouwen het: verscheidenen met een soort van ver baasdheid, allen met een byzondere goedkeuring!'2 Ook de schrijver van 'Zeelands Chronyk Almanach' laat er geen twijfel aan bestaan dat men met het werkstuk zeer ingenomen is3. Op de vraag: 'Is dit Konstwerktuig dan inderdaad zoo opmerkelyk?' luidt het antwoord overduidelijk: Antw.: Buiten twyffel. Het is wel ten deele in navolging van anderen gemaakt, maar met veel grootere eenvoudigheid, nauwkeurigheid, en door verscheiden ontdekkingen meer volmaakt, dan eenig ander konst- stuk van dien aard. behalven dat is het werk met de meeste kieschheid uitgevoerd; en dus zal hetzelve altoos een openbaar gedenkstuk blyven voor de nagedagtenis van den Edelen, den verdienstelyken Van de Perre!' B. DE BEOORDELING DOOR DE HOLLANDSCHE MAATSCHAPPIJ DER WETENSCHAPPEN Tegen de achtergrond van al dit lokale enthousiasme (dat zich stellig ook al bij het leven van Van de Perre heeft geuit) doet zich de vraag voor hoe 'Zyne Excellentie' nu eigenlijk zelf tegen het werkstuk heeft aan gekeken? Het lijkt duidelijk dat hij zich de vele loftuitingen op het planetarium wel heeft laten aanleunen. Eerder bleek ook al, dat hij de door Van den Eeckhout opgeroepen sfeer van geheimzinnigheid niet heeft willen doorbreken. Verder toont hij zich in het getuigschrift aan Van den Eeckhout over diens arbeid uiterst tevreden4. 91

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1982 | | pagina 121