Van der Kemp16 gewend, 'die geen beter Practicus wist aan de hand te geven, als de heer Van Visvliet'17. Helaas 'laboreerde deze toen aan een zeer zware en langdurige ziekte, die hem op de rand van het graf bragt'. Over 'serieuze zaken' als de onderhavige, zou hij zeker nog niet onderhouden kunnen worden. Om nu toch iemand te kunnen sugge reren had hij zich maar tot de heer Pieter Everts18 gewend, 'die voor heen de practijcq met veel succes in Oost-Indië geoefent heeft'. Deze leefde nu in Middelburg 'op zijn Renten', maar hield zich nog veel met de Wetenschappen bezig. Vervolgens gaat Van de Perre dan op zijn planetarium in. Allereerst maakt hij de reeds geciteerde opmerking over de eenvoud van het mechanisme en de wens van de 'uytvoerder' om dit gedeelte 'niet al te publicq te doen zijn'. Hij houdt staande dat juist deze eenvoud een van de grootste verdienstes van het werktuig is, 'alsmede dat de naeste en verste punten der Ellipsen kunnen bewegen en verandert worden, 't welk het eenigste is, dat hetzelve onderscheid van een planetarium onlangs in Vrankrijk vervaardigt', waarvan hij in 'een der periodique feuilles' de beschrijving gezien heeft19. Verder wenst Van de Perre niet op de zaak in te gaan. Hij respecteert Van den Eeckhouts belangen (of verschuilt hij zich achter dit argu ment?), en onderwerpt zich daarmee 'in volle berusting in het Oordeel der Heeren examinatores'. Wel zou hij graag de originele tekeningen van zijn planetarium terug hebben, 'alzo ik er geen double van heb'. Van de Perre's brief wordt in de vergadering der Hollandsche Maat schappij op 3 juni 1788 voorgelezen, waarna Ds. Van der Aa wordt gemachtigd de tekeningen terug te zenden en de brief te beantwoorden. Alzo geschiedt. Eind juni stuurt Ds. Van der Aa de tekeningen naar Middelburg terug, waarbij hij zijn spijt betuigt met het feit dat Van de Perre niet met 'tegenbedenkingen' wenst te komen, maar verkiest dat 'van gemeld stuk geen mentie meer gemaakt wordt'. Maar aangezien het planetarium 'volstrekt uw eigendom is' - zo schrijft Van der Aa- 'wil de Maatschappij zich gaarne schikken naar uwe begeerte'. Hiermee is de zaak dan afgedaan. Pas na het overlijden van Van de Perre zal het stuk weer door Krom in de openbaarheid worden gebracht. c. DE BESCHRIJVING DOOR KROM EN ANDEREN Gezien de in de jaren 1791-1793 verschenen, nogal vleiende beschrij vingen van het planetarium, moet Van de Perre het resultaat van de beoordeling door de Hollandsche Maatschappij voor zijn omgeving wel stil hebben gehouden. In zijn uitgave van 1791 spreekt Krom er ten minste wel zijn verbazing over uit, dat juist hij het moet zijn, die een beschrijving publiceert20. Toen hij het 'Kunststuk' voor het eerst zag. 96

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1982 | | pagina 126