nis gegeven hebbe' heeft hij aangetekend dat hij 'Een compleet Planetarium aan het Natuurkundig Museum en Gezelschap der Dames te Middelburg' heeft geschonken, en 'Een Dito aan het Vlissingse Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen'5. De aard van deze beide planetaria was echter veel bescheidener dan het Planetarium van Van de Perre. We worden hierover ingelicht door twee bewaard gebleven nagenoeg identieke handschriften, die de handleiding bevatten van enkele voordrachten die Daniël Radermacher met zijn Planetarium heeft gehouden voor de Natuurkundige Gezelschap pen der Heeren en der Dames, in de jaren 1794 en 17976. In tegenstelling tot het planetarium van Van de Perre blijkt Radermachers planetarium geen enkele mechanische constructie te bevatten, laat staan dat het door een uurwerk zou zijn voortbewogen. Het geheel is wel zeer simpel zo blijkt, en beoogt slechts een illustratie te geven bij een betoog over het planetenstelsel. Op een 'Tafeltoneel' waarop de planeetbanen staan geconstrueerd kunnen ronde bollen, die van een voetstuk zijn voorzien, worden geplaatst en verschoven. Door nu deze bollen als schaakstukken te verschuiven en in verschillende karakteristieke standen te plaatsen kunnen verschillende 'Hemelloopkundige' verschijnselen worden gedemonstreerd en besproken7. In zijn lesnotities noemt Radermacher het dan ook een 'op zig zelf staand Planetarium' of een 'Los verzetbaar planetarium, waarinne geobserveerd is de grootte van ijder Planeet'. Uit deze laatste opmerking blijkt ai dat een van de voornaamste doelstellingen van Radermachers planetarium was het in onderlinge verhouding laten zien van de verschil lende planeten of'Hemelbollen'. Het geheel bestond uit 23 losse stukken, voorstellende de zon, ('met derzelver aan verandering onderhevig zijnde vlakken'), de planeten Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus ('met desselfs verligten ring') en Uranus, alsmede de manen bij de Aarde (1), Jupiter (4), Saturnus (8) en Uranus (2). De bol die de zon voorstelde kon ook verwijderd worden en vervangen door een stelsel van vier kaarsen, waarmee dan genoeg licht kon worden geproduceerd om de conjuncties (verduisteringen) en schijngestalten te demonstreren. De kasboeken van Radermacher onthullen de naam van de vervaardiger van deze beide onderwijzende planetaria8. Op 12 mei 1794 noteert Radermacher: [aanj 'David Rechter9 vooreen Los beweegbaar Planeta rium, bestaande uijt 23 stukken, dat ik na mijne gedaane Les in de Physica der Dames aan hun Eds present gedaan heb, 26 - 10 - 0'. Het bedrag is in ponden Vlaams, en komt overeen met 159,-. De schenkingsbrief die Radermacher samen met dit planetarium aan de Dames overhan digd heeft is in 1887 samen met de overige bezittingen van het Dames Physica aan het Zeeuwsch Genootschap geschonken'". Het volgens deze schenkingsakte door Rader macher zelf ontworpen planetarium was toen waarschijnlijk al niet meer aanwezig. Evenmin is er nog een spoor terug te vinden van het tweede en identieke planetarium dat in 1797 door Radermacher aan het Zeeuwsch Genootschap te Vlissingen is geschonken. Ook nu is het bedrag dat David Reghter er voor ontving weer in de kasboeken terug te vinden: 30 - 18 - 4 185,50). Kennelijk had Reghter er een fraaiere uitvoering aan gegeven. Ook het Natuurkundig Gezelschap heeft nog een les met dit planetarium mogen beleven. In het familie-archief Schorer berust nog een gedrukte convocatie van dit Gezelschap met de volgende inhoud: 'Op verzoek van sommige Leden van het Natuurkundig Gezelschap in het Museum, is de Les van Maandag den 24 April 1797 door den Praesident Rader macher, met overleg van den Ascessor de professor Ballot overgenomen, zullende handelen over ons SONNESTELSEL, en STARRENHEMEL'. 135

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1982 | | pagina 165