Volgens beide heren zou er voor dit werk een smid uit Engeland moeten
komen, omdat er in ons land geen smid was met voldoende deskundig
heid. De smid van de Londense Munt zou hiertoe bereid zijn. De totale
kosten schatten zij op 2500,-.
Tegelijkertijd met de invoering van de mechanische muntvervaardiging
willen de Staten van Holland ook bereiken dat de munten van de
verschillende provincies en steden een uniform uiterlijk krijgen. Hier
toe willen zij een stempelsnijder-generaal aanstellen, die de stempels
voor alle munthuizen binnen de Republiek zou moeten maken. Zij
hopen dat de andere munthuizen zullen volgen, als Holland een zeer
kundige graveur tot stempelsnijder zal aanstellen. Van Nispen zegt in
zijn verslag aan de Staten dat alleen Christoffel Adolphi en Daniël
Drappentier als graveur in aanmerking komen.
Op 24 december 1670 delen de Generaalmeesters Van Nispen en Wil
lem Boreel aan de Gecommitteerde Raden mede dat zij iemand kennen
die tekeningen heeft van de nieuwe muntinstrumenten. Nadat zij teke
ningen van de machines getoond hebben, krijgen zij van de Gecommit
teerde Raden de opdracht om het schroefwerk onverwijld te doen
uitvoeren.
Uit de stukken van 1671 blijkt deze persoon de Middelburgse architect
en schilder Daniël de Blieck te zijn. Waarschijnlijk was De Blieck
afkomstig uit Antwerpen. In 1648 werd hij lid van het St. Lucasgilde te
Middelburg, waarin hij regelmatig bestuursfuncties vervulde. Hij
schilderde vooral kerkinterieurs, aanvankelijk als fantasie-architec
tuur, later bestaande kerken in Holland en Zeeland. Bij de Rijksdienst
voor Monumentenzorg berust een schetsboekje van zijn hand met o.m.
een interieurtekening van de St. Pieterskerk te Middelburg. Over zijn
activiteiten als architect is weinig bekend. In 1671 leverde hij ontwer
pen voor de nieuwe pakhuizen van de Oostindische Compagnie te
Middelburg. Behalve de tekeningen voor de muntapparatuur bevat de
'Zelandia Illustrata' van zijn hand een ontwerp voor een gobelin, een
(ontwerp)tekening van de penning van het schrijnwerkersgilde en een
situatietekening van de positie van de Engelse en Staatse vloot in
augustus 1666. Tussen 1657 en 1662 verbleef De Blieck in het buiten
land, o.a. in Engeland. Hij overleed begin maart 1673 en werd 6 maart
op het Oude Kerkhof begraven5.
De Blieck was zeer nauwkeurig op de hoogte van de apparatuur van de
Munt te Parijs. Mogelijk heeft hij in zijn buitenlandse periode ook de
Parijse Munt bezocht en aldaar tekeningen van de apparatuur gemaakt.
Voor de Munt te Dordrecht maakt hij "een bouck met 18 teyckenin-
gen"6. Op basis van zijn tekeningen maken twee meestersmeden een
bestek: Jacob Thoom te Rotterdam en Lybert van der Burch te Den
Haag.
Van der Burch had reeds in 1669 octrooi aangevraagd op de vervaardi-
153