ging van pietmolens en schroefpersen. Beiden menen aan de appara tuur, zoals die door De Blieck getekend is, verbeteringen te kunnen aanbrengen, maar de Generaalmeesters adviseren het Franse voor beeld te volgen. De opdracht wordt verleend aan Van der Burch. Deze neemt het ijzerwerk aan voor 2.975,- en meent voor het werk vijf maanden nodig te hebben. Tevens krijgt hij opdracht om een machine te maken voor het aanbrengen van letters op de kant van de munten7. Bewust wordt de opdracht aan één man gegeven; hierdoor was de kans klein dat de gegevens snel openbaar zouden worden, waarvoor men in verband met valsemunters zeer bevreesd was. Het houtwerk wordt voor 425,- aangenomen door Leendert Haesbrouck. Terwijl de machines gemaakt worden, wordt ook een stempelsnijder-generaal benoemd. De Staten hadden de graveurs Adolphi uit Amsterdam. Drappentier uit Rotterdam en Matthijs Hooft uit Middelburg verzocht om proefstempels te maken, maar zonder op de uitkomst van de verge lijking te wachten wordt Drappentier op 9 april 1671 tot stempelsnijder- generaal van Holland benoemd. Het maken van de instrumenten vordert langzaam. De muntpers is eind oktober gereed, maar men moet wachten op de stempels die door Drappentier gemaakt zullen worden. Eind november is ook het hout werk opgeleverd. Op 10 december 1671 krijgt Van der Burch van de Staten van Holland octrooi voor 15 jaar op het maken van machinesom letters op de rand van de munten te zetten. Hij zal aan de Hollandse Munt te Dordrecht zo'n machine leveren voor 250,- en voor onder delen en onderhoud 100,- per jaar ontvangen. De aanmuntingen met de nieuwe apparatuur kunnen begin januari 1672 beginnen, maar er rijzen meteen grote problemen. De weinige stempels die Drappentier geleverd heeft, breken vrijwel onmiddellijk; "soodra daarop wierde geschroeft, ginck het iser aen stucken"8. In de loop van de maand blijkt tevens dat de kantschriftmachine niet goed werkt, terwijl ook de pletmolen zodanige problemen geeft dat hij onbruikbaar is. Ook gedurende februari zijn er grote problemen met alle apparaten: de kantschriftmachine is onbruikbaar, de pletmolen blijft gebreken vertonen en zelfs de schroefpers heeft een defekt. Maar de Generaal meesters zijn van mening dat men deze gebreken niet Van der Burch mag aanrekenen, omdat technici immers van de ervaring moeten leren en de tekeningen van De Blieck hen maar voor een gedeelte op de goede weg kunnen brengen. In de volgende maand geeft de schroefpers geen problemen. Wel blij ven de stempels zeer snel breken; men kan maar 600 a 700 munten met een stel stempels slaan. Ook de pletmolen blijft veel moeilijkheden geven. Zo veroorzaken de gebrekkige apparaten konstant grote pro blemen, terwijl er juist zeer veel zilver te vermunten is vanwege de oorlogsomstandigheden. Als op 23 augustus de schroef te Dordrecht 154

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1982 | | pagina 200